Oppervlaktewater van de Dijle, IJse, Laan en Vaalbeek

In alluviale systemen speelt oppervlaktewater een erg belangrijke rol. In het geval van de Dijle is er een paar decennia geleden intussen, voor gekozen om het alluviale, dit wil zeggen het overstromings karakter van de vallei nagenoeg volledig te herstellen. Dat betekent dat de rivier sinds 2000 jaarlijks opnieuw één of meerdere keren overstroomt. Daarbij staan delen van de vallei gedurende een paar dagen tot een paar weken onder water. Aangezien het hier om een kwelsysteem gaat, waarbij grondwater het ganse jaar door uittreedt, speelt de oppervlaktewaterkwaliteit geen echt grote rol bij de aanvoer van nutriënten naar het vallei-ecosysteem. Omwille van de quasi permanente kwel, dringt het overstromingswater immers zo goed als niet de bodem in. Wel is het ogenblik waarop er overstroming optreedt, de frequentie, duur en diepte van belang voor de impact op de vegetatieontwikkeling. Het overstromingswater kan er dan voor zorgen dat planten effectief verdrinken door zuurstofgebrek. Bij die overstromingen worden ook grote hoeveelheden sediment afgezet bovenop de vegetatie, waardoor ze fysisch afgedekt wordt.

 

Overtopping van de oeverwal langs de Dijle te Sint Joris Weert (links) met afzetten van een dun laagje sedimenten in de aanpalende graslanden (rechts) -overstroming. foto’s D. Vanautgaerden. (Piet De Becker)

Hoewel de hoeveelheden sediment die de laatste decennia worden afgezet vermoedelijk veel kleiner zijn dan pakweg een millennium geleden worden er bij actuele overstromingen toch nog aanzienlijke hoeveelheden fijn, hoofdzakelijk lemig, materiaal afgezet. Niet zozeer de nutriënten in het oppervlaktewater maar de nutriënten die gebonden zitten aan de sedimenten hebben een aanrijkende impact op het vallei-ecosysteem. Bijzonder problematisch daarbij blijft de soms bijzonder grote hoeveelheden plant beschikbare fosfor die samen met die sedimenten worden afgezet. Om de impact per oppervlakte-eenheid te minimaliseren wordt hier bewust gekozen om de overstromingen uit te spreiden over de volledige alluviale vlakte. 

De kwaliteit van het oppervlaktewater is dus niet rechtstreeks een bron van aanrijking van het systeem, maar onrechtstreeks via adsorptie op de hoofdzakelijk lemige sedimenten die worden afgezet. De concentraties aan voedingsstoffen dalen heel langzaam. Het resultaat is bijgevolg een productief en voedselrijk ecosysteem.