Bosranden
Bosranden met veel structuur zijn zeldzaam in Vlaanderen. Meestal is de grens tussen bos en akker of graslandland zeer scherp. Een ecologisch goede bosrand bestaat uit een mantel en een zoom. De mantel is een struik- of hakhout zone. De zoom is een zone met ruigtekruiden. Bij de aanleg van een bosrand heb je de keuze tussen interne ontwikkeling, in het bos, waarvoor je deel van de bomen aan de rand moet kappen. Of externe ontwikkeling waarbij je de rand tegen het bos aanlegt en je dus een deel van de grond naast het bos gebruikt. Bij het aanleggen van bosranden in het bos zal men altijd een deel van de hoge bomen moeten kappen. De breedte van een goede bosrand varieert tussen de 1 tot 1,5 maal de boomhoogte. In de pratijk is de breedte van de meeste bosranden tussen de 20 en 40 meter.
Deze breedte heb je nodig voor de mantel en de zoom. Voor het aanleggen van de mantel kan je stuiksoorten aanplanten, boomsoorten in hakhout zetten of spontaan laten ontwikkelen. Bij spontane ontwikkeling kan het aantal stuiksoorten dat zich vestigt wel laag zijn. De zoom laat je normaal spontaan ontwikkelen. Een golvende rand zorgt voor meer variatie en meer biodiversiteit. Zowel bij de mantel als de zoom. Het beheer is gericht op het in stand houden van de mantel en de zoom. In de mantel wordt bosvorming tegen gegaan door hoge bomen te kappen. Bomen kan men in hakhout zetten, stuiken moet je, als je voldoende plaats hebt niet beheren. Af en toe een solitaire boom levend of dood laten staan is goed voor de biodiversiteit. Ook hopen met dood hout kan je in de bosrand leggen, vaak zullen op termijn hier bramen op komen. De zoom beheer je door gefaseerd maaien, elk deel van de ruigte wordt best om de 2 tot 4 jaar gemaaid. Afvoeren van maaisel is nodig om ruigtes bloemrijk en biodivers te maken.