Retour-krabbensleuf: Melsenbeek Merelbeke stuurt Chinese wolhandkrabben 'retour' naar Schelde
Monitoring door het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek samen met RATO vzw en de provinciale dienst integraal waterbeleid toont aan dat er op de Melsenbeek in Merelbeke een belangrijke migratie van Chinese wolhandkrabben plaatsvindt.
De Chinese wolhandkrab is een uitheemse invasieve soort die een negatieve impact heeft op de biodiversiteit én zorgt voor overlast voor de mens. Omwille van het ecologische belang van de achterliggende Scheldemeersen plaatste de Provincie Oost-Vlaanderen een 'retour-krabbensleuf' aan de monding van de Melsenbeek in de Schelde. Deze krabbensleuf stuurt de krabben via een flexibele buis 'retour' naar de Schelde.
"De Melsenbeek in Merelbeke bleek een interessante proeflocatie voor het plaatsen van een retour-krabbensleuf. In plaats van de krabben te vernietigen, wat veel inspanningen vraagt, worden de krabben teruggeleid naar de Schelde. De Provincie wil zo bijdragen aan de ontwikkeling van haalbaar beheer van de Chinese wolhandkrab." zegt gedeputeerde Leentje Grillaert, bevoegd voor Integraal Waterbeleid.
"De Provincie Oost-Vlaanderen heeft een exotenambitieplan opgesteld voor het beheer van watergebonden exoten zoals de Chinese wolhandkrab. Uitroeien is niet meer mogelijk, maar daar waar ze voor overlast zorgen of waar er een negatieve impact te verwachten is, kunnen we trachten hun verspreiding in te dijken. De Melsenbeek in Merelbeke bleek een interessante proeflocatie voor het plaatsen van een retour-krabbensleuf. In plaats van de krabben te vernietigen, wat veel inspanningen vraagt, worden de krabben teruggeleid naar de Schelde. De Provincie wil zo bijdragen aan de ontwikkeling van haalbaar beheer van de Chinese wolhandkrab." zegt gedeputeerde Leentje Grillaert, bevoegd voor Integraal Waterbeleid.
De eerste resultaten, op basis van de recente monitoring in april en mei 2021, geven aan dat de krabbensleuf op de Melsenbeek goed werkt. Op 48 uur tijd vonden (eind mei 2021) meer dan 4 500 krabben hun retour richting de Schelde.
retour-krabbensleuf afwaarts jaagpad mondt uit in Schelde (laag tij)(Koen van Roeyen, Provincie OVL)Krabbensleuf
De Chinese wolhandkrab (herkenningsfiche) is al lang in Vlaanderen aanwezig. Sinds 2016 staat de soort op de lijst van voor de Europese Unie zorgwekkende invasieve soorten. Daarom is er een plan van aanpak opgesteld om hun verspreiding in te dijken. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) ontwikkelde in dat kader als eerste een 'krabbensleuf'. De krabben vallen bij dit systeem in een bodemkooi en worden naar een opvangbak geleid, zonder de vismigratie te storen.
Op de Kleine Nete in Grobbendonk ving de VMM hiermee in 2019 meer dan 700.000 krabben in één seizoen. Hoewel de val een groot succes is, vraagt het leegmaken van de opvangbak en het verwerken van de krabben veel tijd en middelen. Het is niet evident om dit op meerdere locaties in Vlaanderen uit te rollen. Dat is voor heel wat waterbeheerders dan ook een struikelblok. Het is echter wel haalbaar om een 'retour-krabbensleuf' te plaatsen. Dit vraagt immers veel minder onderhoud.
De Provincie Oost-Vlaanderen paste daarom het originele ontwerp van de VMM aan en kiest er voor om de krabben via een flexibele buis terug te sturen.
Verdere opvolging en afstelling van dit systeem is nog nodig. Zo zijn er een aantal mogelijke knelpunten: zoals het triggeren van migratie over land tussen de retourbuis en de sleuf, ten gevolge van ophoping van krabben of krabben die toch over de sleuf geraken waardoor ze in dezelfde lokstroom uitkomen. Maar voorlopig lijkt het efficiënt te werken. Ondertussen denkt de Provincie al aan de mogelijkheid om bijvoorbeeld vogels meer kansen te geven om de krabben die de krabbensleuf verlaten te eten.
Bekijk het filmpje(opent nieuw venster) door Alain Dillen (ANB).
Migratie Chinese wolhandkrab
De Chinese wolhandkrab migreert in het najaar richting zee en paart onderweg in brak water in de Scheldemonding. De vrouwtjes trekken de zee in om de eieren er het volgende voorjaar los te laten. De jonge krabjes van amper 10 eurocent groot trekken opnieuw naar het zoete water om daar op te groeien. Deze migratie maakt dat miljoenen krabben over de waterloopbodem passeren, maar ze bij ernstig obstakels gewoon over land de weg verder zetten, wat tot spectaculaire beelden leidt.
Koen van Roeyen (Provincie Oost-Vlaanderen) en Pieter Boets (Provinciaal centrum voor milieuonderzoek)
Het hoornaarseizoen komt op gang!
Sinds 2016 komen 2 soorten hoornaars voor in Vlaanderen. De Europese hoornaar is inheems en heel nuttig want ze vangt vliegen en muggen voor ons weg in de zomer. De Aziatische hoornaar, echter, brengt onze biodiversiteit in het gedrang en vormt vooral een belangrijke bedreiging voor onze honingbijen. Je kan beide soorten makkelijk visueel van elkaar onderscheiden(opent nieuw venster).
Nesten spotten
Momenteel zijn de meeste embryonesten reeds gebouwd en staan de eerste werksters op het punt om uit te komen. Een embryonest is ongeveer zo groot als een ping-pong balletje en wordt gebouwd op een beschutte locatie (nestkast, schuur, gat in de muur, dakrand, braam …). Wanneer de omgeving ongunstig wordt of het nest te klein voor de groeiende kolonie, verhuist het naar een nest dat typisch in een boomtop wordt gemaakt, meestal in de maand augustus. Deze grote zomernesten kunnen 1m hoog zijn en een diameter tot 80 cm bereiken. Toch zijn ze erg moeilijk te vinden in een dicht bladerdak. Ze worden vaak pas ontdekt in oktober, wanneer reeds een deel van de nieuwe koninginnen uitgevlogen zijn.
Nesten melden en vernietigen
Omdat het essentieel is dat nesten tijdig worden behandeld, voor het uitvliegen van de koninginnen in de herfst, moeten we in de zomermaanden reeds actief op zoek gaan naar nesten. Indien je een (vermoedelijke) hoornaar individu of nest hebt waargenomen, mag dit worden gemeld aan VespaWatch(opent nieuw venster). Na een positieve evaluatie van de observatie op iNaturalist wordt deze doorgegeven aan de Vespawatchers (via de facebook - groep(opent nieuw venster)), die de plaatselijke imkervereniging contacteren en een zoekactie organiseren om het nest te vinden. Belangrijk hierbij is dat iedereen zich vooraf registreert bij het VBI, zodat elke deelnemer verzekerd is bij ‘VBI Insurance’. Wanneer een nest is gevonden duidt het VBI een verdelger aan. Dit kan zowel de brandweer zijn als opgeleide professionele verdelgers.
In de periode 2018-2020 zijn bijna 200 nesten gevonden door vrijwilligers, met het hoogste aantal in 2020.
Figuur 1: Gerapporteerde nesten van Aziatische hoornaar in Vlaanderen in de periode 2017-2020. De verdeling van het aantal nesten per provincie illustreert duidelijk de oostwaartse opmars van de soort (Adriaens & D’hondt 2017).
Aantal vastgestelde nesten per provincie 1017-2020
Soms kan een nest eenvoudig in zijn geheel verwijderd worden, maar meestal gebeurt vernietiging via het injecteren van insecticide, zoals bij klassieke wespenverdelging. De meeste gevonden nesten worden ook effectief behandeld, tenzij ze onbereikbaar zijn of reeds verlaten werden door het wespenvolk. Het aantal behandelde nesten is het hoogst waar de invasie is gestart (namelijk het Zuid-Westen van Vlaanderen, ter hoogte van grens met Frankrijk en Wallonië).
Project Vespa-Watch: Mogelijk gemaakt door de Vlaamse overheid, dep. Economie, Wetenschap & Innovatie
Jasmijn Hillaert, Frieda Van Roy en Tim Adriaens (INBO)
Figuur 2:(opent nieuw venster) aantal behandelde nesten per gemeente in Vlaanderen sinds de start van de invasie tot en met 2020. De meeste nesten zijn reeds behandeld in Kortrijk (16 nesten), Gent (10 nesten), Roeselare (9 nesten), Ieper (7 nesten) en Brugge (5 nesten). (figuur 2 onstond dankzij een samenwerking tussen Karel Schoonvaere en INBO)
Aantal beheerde nesten 2017-heden (INBO en Karel Schoonvaere)Studie van de VUB toont ontkieming aan van Ludwigia spp. zaden in Vlaanderen
Tot enkele decennia geleden werden Ludwigia spp. in Frankrijk en andere Europese landen als steriel beschouwd. Recente studies hebben echter het potentieel van de soort aangetoond om levensvatbare zaden en zaailingen te produceren in Noord-Frankrijk. In een studie uitgevoerd door het Departement Biologie aan de VUB, door master thesis studente Olga Delange, onderzochten we of invasieve Ludwigia-populaties in Vlaanderen levensvatbare zaden kunnen produceren en keken we ook naar het ontkiemingspotentieel. Van 7 verschillende populaties werden de capsule lengte, breedte, gemiddeld gewicht van het aantal zaden per capsule en aantal zaden per capsule bepaald en in verband gebracht met levensvatbaarheid van de zaden d.m.v. een tetrazolium test. De ontkieming van het zaad werd getest onder optimale omstandigheden voor Ludwigia spp. in groeikamers.
De levensvatbaarheid van zaden varieerde van 0-100%, 2 populaties hadden geen levensvatbare zaden. Gemiddeld 12% van de zaden was levensvatbaar onder optimale omstandigheden. Ondanks het feit dat er een grote variatie werd gevonden in de verschillende capsule kenmerken vertonen populaties met bredere capsules een hogere levensvatbaarheid van zaden. Het gemiddeld gewicht van het aantal zaden had eveneens een positief effect op de levensvatbaarheid. Capsules ingezameld in de maanden oktober en november waren ook breder en zwaarder dan capsules ingezameld in augustus en september.
Van 5 populaties werd het ontkiemingspotentieel onderzocht in groeikamers met optimale condities. Het ontkiemingspercentage aan het einde van het experiment was 32% wat vergelijkbaar is met wat gevonden werd in Frankrijk (34%). Onze resultaten suggereren ook dat de bronpopulatie een impact had op het kiemingspercentage. Zaden uit Wippelgem kiemden bv. meer dan in Heisbroek en Groene Delle. Het verschil in ontkiemingspercentages kan te wijten zijn aan genetische verschillen tussen populaties, en zijn dus mogelijk een weerspiegeling van lokale aanpassing of verschillende kolonisatiegebeurtenissen in België. Een eerste proef experiment in de serre (meer representatief aan de veldomstandigheden) toonde echter aan dat de variatie in ontkiemingpercentage tussen populaties verdwijnt wat dus suggereert dat de genetische basis voor het kiemingspotentieel sterk wordt beïnvloed door lokale omgevingscondities.
Het relatieve belang van seksuele reproductie bij invasies van Ludwigia spp. in België moet nog in detail worden onderzocht. Hoewel we nu weten dat deze invasieve soort levensvatbare zaden produceren en kunnen ontkiemen, moeten er in situ experimenten worden uitgevoerd om na te gaan of dezelfde patronen in het veld worden waargenomen.
Iris Stiers, VUB
Bladvlo overleeft de winter!
Op 8 oktober 2020 organiseerde de redactie van ExotenNet een symposium rond biologische bestrijding. Biologische bestrijding is het inzetten van de natuurlijke vijanden van de plaagsoort. Op het symposium werd het Nederlandse project #uitde1000knoop(opent nieuw venster) toegelicht door onderzoeker Suzanne Lommen. Dat project heeft tot doelstelling om biologische bestrijders te gaan inzetten in de strijd tegen Aziatische duizendknopen. Uit eerder onderzoek bleek dat er twee opties waren: de Japanse bladvlo (Aphalara itadori) en een schimmel (Mycosphaerella polygoni-cuspidati). Enkele weken na het symposium werd de bladvlo voor het eerst losgelaten in Nederland. Lees hierover uitgebreid in één van onze vorige nieuwsflashes . Regelmatig krijgt de redactie de vraag hoe het inmiddels staat. Wel, samen met de projectpartners van #uitde1000knoop , zijn we blij te mogen meedelen dat de bladvlo de winter heeft overleefd.
Blavlo na overwintering in Zeist (Suzanne Lommen)In oktober 2020 is op 3 locaties de bladvlo losgelaten. Het was even spannend of hij de koude week in februari zou overleven, maar gelukkig zijn de resultaten positief! Een groot deel van de bladvlooien die op de veldlocaties in gaas in de buitenlucht gevangen werden gehouden, heeft de winter overleefd. Ze werden actief toen ook de duizendknoop weer op kwam. Van de bladvlooien die in de standplaatsen zijn vrijgelaten, zijn slechts enkele teruggevonden. Deze kunnen ook elders naartoe zijn gegaan. Komende weken zal de bladvlo op dezelfde drie locaties in de standplaatsen losgelaten worden om te onderzoeken of de bladvlo zich kan vestigen en voortplanten.
Volg het verloop van het verdere project via de nieuwsberichten op de website(opent nieuw venster).
Bladvlo na overwintering in Zeist in kooien (Suzanne Lommen)Kaapse waterlelie: Ervaringen uit de vallei van de Zwarte beek
De Kaapse waterlelie Aponogeton distachyos is een makkelijk herkenbare invasieve waterplant uit Zuid-Afrika, waar ze vooral in gematigde klimaatzones voorkomt en de bloemen en de wortelstokken gegeten worden. Ze wordt ook verkocht onder de naam wateraar, waterkaars, kaaps vijverblad of waterblommetje.In de Vallei van de Zwarte beek komt de soort minstens sinds 2011 voor. Er is weinig over haar invasiviteit bekend, maar de laatste jaren neemt ze in de Zwarte beek sterk toe tussen Lummen en Zelem. De Vlaamse Milieumaatschappij en Natuurpunt startten sinds kort met haar bestrijding, en ook Natuurpunt voerde ondertussen al bestrijdingsacties uit.
De soort
Op drijvende bladeren en witte bloemen na, heeft de Kaapse waterlelie weinig te maken met echte waterlelies. Het blad is op het eerste zicht heel gelijkaardig aan dat van inheemse fonteinkruiden met drijvende bladeren, zoals het drijvend fonteinkruid. Kenmerkende witte bloemen en drijvende bladeren zijn gelukkig te zien vanaf de vroege lente tot ver in het najaar en geven snel uitsluitsel.
Voortplanting gebeurt volgens literatuur zowel via zaden als via wortelknollen of fragmentatie van wortelstokken. Het is niet duidelijk welk mechanisme in de vallei van de Zwarte beek speelt, maar het vermogen van de soort om verder te verspreiden via zaad of fragmentatie is relatief klein. De zaden zouden snel zinken en vrijwel onmiddellijk kiemen in de buurt van de moederplant. Hetzelfde geldt voor de wortelknollen. Hierdoor verloopt de uitbreiding vrij traag, een voordeel tijdens bestrijdingscampagnes.
Het voortraject
In de Vallei van de Zwarte beek komt de soort minstens sinds 2011 voor. Omdat ze niet als invasief aanzien werd, is er helaas geen actie ondernomen in een vroeg stadium. We zijn 10 jaar verder en in die tijd is een traject van 9 kilometer matig tot zwaar besmet door de soort. Op deeltrajecten van de Zwarte beek domineert de soort zelfs de waterplantenvegetatie. We nemen aan dat de bron van besmetting zich bevindt ter hoogte van de Gestelmolen, net ten Zuiden van de E313, een gebied met verschillende private vijvers. Deze locatie ligt het meest stroomopwaarts en de al wat oudere waarnemingen liggen ook geconcentreerd op deze locatie. Kaapse waterlelie komt echter, voor zover we weten, niet (meer) voor in deze vijvers.
De bestrijding
Op de populatie in de Zwarte beek en omgeving werden een aantal bestrijdingsmethoden uitgetest door de Vlaamse Milieumaatschappij. De vegetatie werd meerdere jaren met de klassieke maaibalk onderhouden, waarmee stengels en bladeren net boven het sediment worden afgeschoren. Dit beheer heeft niet geleid tot een terugdringen van de Kaapse waterlelie. Of dit beheer een concurrentievoordeel biedt aan de exoot, is niet duidelijk maar de reserves die de plant via haar wortelknollen heeft kunnen na een maaibeheer leiden tot een groeivoordeel ten opzichte van andere waterplanten. Een tweede mogelijk aandachtspunt is de verspreiding van zaden via afdrijven van afgerijpte bloeiwijzen. Waar de zaden normaal kort bij de moederplant vallen, kan een vlot met rijpe zaden zorgen voor verdere verspreiding.
Een andere methode die uitgetest werd is het volledig uitwoelen van planten met wortelknollen uit het sediment. Hiervoor zijn mesthaken en harken gebruikt. Dit vroeg erg veel inspanning maar het succes hiervan was beperkt. De stengels van de plant zijn te broos om ze volledig uit het sediment te tillen. Het lijkt erop dat de waterdiepte, de stevige verankering en het eerder compacte sediment in de Zwarte beek in het nadeel spelen van manuele verwijdering. Individuele planten en kleine, jonge groeihaarden de nog niet de kans hadden om zich stevig te verankeren in de omgeving zijn wel met succes verwijderd. Al moet de opvolging hiervan nog uitwijzen hoe duurzaam deze verwijdering is.
De belangrijkste boodschap lijkt zoals vaak: preventie (niet aanplanten, kopen of dumpen in de natuur of de waterloop), snelle herkenning, snelle interventie, goede opvolging.
Meer over de Kaapse waterlelie en het beheer:
Surf naar deze(opent nieuw venster) website.
Dan Slootmaekers (VMM) en Stijn van Onsem (VMM)