Er zijn grote oppervlaktes gazon in vlaanderen. Een goede manier om die meer natuurwaarde te geven, is paddenstoelvriendelijk gazonbeheer.
Natuurpunt werkte samen met de Hogeschool Vives een leidraad uit voor openbare besturen en gemeentes. Die leidraad wordt op deze pagina's samengevat en kan je onderaan deze pagina ook downloaden. Dit hoofdstuk wordt aangeboden door Natuurpunt.
Samengevat
Bij de aanwezigheid van bomen (eik, beuk, haagbeuk, berk, hazelaar, linde, els of wilg) in het gazon kan je best rekening houden met het volgende:
- Laat oude bomen zo lang mogelijk staan en indien het toch nodig zou zijn om te kappen, plant dan tijdig nieuwe bomen aan.
- Verwijderen bladstrooisel onder de bomen.
- Geen houtsnippers strooien onder de bomen
- Zorg ervoor dat bomen geen hondentoilet worden
- Volg verder het beheer op voor schrale gazons zonder bomen dat hieronder wordt vermeld.
Staan er geen bomen in je gazon, dan hou je best rekening met volgende zaken:
- Gebruik geen chemische onkruidverdelgers en geen meststoffen. Hoe meer “onkruid” je verdelgt, hoe meer onkruid je terug krijgt. Open plekken in het gazon creëren ruimte voor ongewenste kruiden en meststoffen bevorderen hardnekkige wortelkruiden zoals distels en brandnetels.
- Laat mossen toe in het gazon, zolang het geen voetbalterrein is vormen mossen zelfs geen probleem voor spelende kinderen. Mossen beschermen de bodem tegen uitdroging en zorgen ervoor dat je minder moet maaien.
- Laat bloemen toe in je gazon. Maai niet te kort en niet te vaak, zodat er steeds voldoende nectar in je tuin is voor insecten. Soorten als Gewoon biggenkruid, Muizenoortje en Margriet wijzen erop dat je tuin niet te voedselrijk is.
- Hoewel paddenstoelen omver rijden met de grasmaaier geen kwaad kan, is te vaak maaien tijdens het paddenstoelenseizoen niet goed. Laat paddenstoelen de kans krijgen om zich te ontwikkelen, zodat ze hun sporen kunnen verspreiden.
- Maaisel afvoeren is belangrijk, zo kun je het gazon verder verschralen. Laat na het paddenstoelenseizoen je gazon kort de winter in gaan, zodat de voedingsstoffen van de dode plantenresten niet terug in de bodem worden opgenomen.