De takken van Viltroos hebben zwak gebogen, vrij slanke en alleen aan de voet verbrede stekels. Aan bloeiende takken zijn de bladeren voor het grootste deel 7-tallig (ook wel 5-tallig) met vrij grote, eivormige tot langwerpige, dubbel gezaagde, tot 4 cm lange deelblaadjes. Ze zijn zacht behaard en van onderen grijsachtig viltig, vandaar de naam.
De steunblaadjes hebben korte, driehoekige, afstaande oortjes. De ongeveer 4 cm grote bloemen zijn lichtroze of wit. De kelkbladen zijn afstaand tot teruggebogen en met een spatelvormig uitgetrokken top. Na de bloei vallen deze spoedig af. De 1 tot 2 cm grote bottels zijn eivormig, oranjerood tot vuurrood met talrijke gesteelde klieren en vaak met meer dan 3 cm lange stelen.