Beelden en tendensen in openbaar groen krijgen dikwijls navolging in particuliere tuinen. Naast bloemenmengsels kan ook het opvallend gebruik van vaste planten of bolgewassen op ronde punten of langs invalswegen voor inspiratie zorgen. Het beplanten van perken met vaste planten en heesters is duurzamer dan het gebruik van viooltjes, surfini a’s en chrysanten. Daarnaast bieden ze ook extra troeve n voor insecten. Op lange termijn is dit ook goedkoper aangezien vaste planten beter tegen een stootje kunnen en minder watergift nodig hebben.
Auteurs: Brecht Melotte (VVOG) en Katrien Geurts (Biodiversiteitsmedewerker Regionaal Landschap West-Vlaamse Hart)
Vaste planten
Vaste planten zijn kruidachtige planten die overblijvend zijn. Dat betekent dat het planten zijn die minstens 2 jaar leven, en niet na éénmaal te hebben gebloeid afsterven. Ze overleven de periode tussen twee bloeiseizoenen dus.
Sommige soorten overleven door middel van een bol, knol, wortelstok of vlezige wortel, onder de grond. Bovengrondse delen van de plant sterven dus volledig af, maar in de ondergrondse delen wordt voldoende energie opgeslagen om opnieuw te kunnen uitgroeien in het volgende voorjaar. Andere soorten behouden hun bovengrondse delen, en laten alleen de bloem verwelken.
Vaste planten bestaan in allerlei verschillende soorten en vormen. Enkele voorbeelden hiervan zijn bloeiende planten zoals de gele zonnehoed (Rudbeckia fulgida), siergrassen zoals lampenpoetsergras (Pennisetum alopecuroides) en dwergstruiken zoals lavendel (Lavandula angustifolia). Sommige soorten zijn niet winterhard, en verdwijnen volledig onder de grond tijdens de winter, maar er zijn ook winterharde soorten zoals schoenlappersplant (Bergenia) of schaduwkruid (Pachysandra).
Door hun veelzijdigheid kennen ze veel toepassingen. Naast de gemengde border kunnen bodembedekkende soorten, zoals schaduwkruid (Pachysandra) of kattenkruid (Nepeta), vakvullend gebruikt worden, bijvoorbeeld in boomspiegels. Ook siergrassen worden soms vakvullend toegepast. Soorten met een opvallende bloei worden ook wel eens in bloembakken gebruikt.
Esthetisch en/of natuurgetrouw
In dit artikel wordt er gefocust op de gemengde border. Het beeld van de gemengde borders wordt vaak geassocieerd met traditionele Engelse kasteeltuinen. Maar ook de gekende ‘High Line’ in New York, een stadspark op een oude spoorlijn in Manhattan, wordt gezien als een uitstekend voorbeeld. De beplanting van dit toonaangevend stukje openbaar groen werd gekozen door Piet Oudolf, de wereldvermaarde tuin- en landschapsarchitect die wereldwijd prachtige tuinen heeft gecreëerd, waarbij de natuur en de verschillende seizoenen zijn belangrijkste inspiratiebronnen zijn.
De plantensoorten voor een gemengde border worden zo gekozen dat er het hele jaar door iets moois te zien is. Er wordt geselecteerd op kleur of vorm van bloemen en bladeren, of welke vorm of silhouet ze aannemen tijdens de winter. Verder kan men ook andere esthetische wensen in overweging nemen, zoals de relatie met de directe omgeving. Zo kan je een border creëren die vele kleuren combineert om een omgeving op spectaculaire wijze op te fleuren, of juist een border die een heel natuurlijk en rustig beeld probeert te scheppen. Een bijkomend voordeel van zo een natuurlijk ogende border is dat ‘onkruiden’ – voor zover die bestaan - er veel minder hard in opvallen.
Ook kan er worden gekeken naar de bloeiboog, om zo een selectie aan planten te voorzien die het hele jaar door bijen, vlinders en andere insecten aantrekt.
De combinatie met heesters of (meerstammige) bomen creëert met beperkte oppervlakte een diverse en aangename groene omgeving, die het hele jaar door iets te bieden heeft.
Eén type gemengde border is zo populair dat het een eigen naam heeft gekregen: de prairieborder of prairietuin. De prairie verwijst hierbij naar de uitgestrekte vlaktes van Noord-Amerika. Deze vlaktes bestaan voornamelijk uit grassen, kruidachtigen en struikvegetaties. De bloei van deze planten is uitbundig, kleurrijk en lang, en de planten zijn meestal winterhard. Het is dus geen wonder dat prairieplanten dienen als inspiratie voor zowel tuinen als openbaar groen. Deze planten zijn immers bestand tegen vorst, droogte en hitte. En van zodra de border goed is aangeslagen, is er zelfs sprake van minder onderhoud.
Wanneer een gemengde border is dichtgegroeid, beperkt het onderhoud zich tot het verwijderen van het oude loof en stengel van de niet-wintergroene vaste planten, op ongeveer 5 centimeter hoogte. Dat gebeurt vlak na de winter, vlak voor het uitlopen van nieuwe beplanting. Bij extreme droogte moet vanzelfsprekend ook water worden gegeven.
Een houvast voor vaste planten
Het maken van een juiste plantenkeuze is een cruciale stap. Er bestaan dan wel heel sterke soorten vaste planten, toch blijkt achteraf dat er onvoldoende rekening werd gehouden met lichtbehoefte, gewenst bodemtype, gewenst vochtgehalte, zouttolerantie, … Ook geven meerdere openbare besturen aan dat het onderhoud van een vaste plantenborder niet te onderschatten is, en jammerlijk genoeg op voorhand onvoldoende werd overwogen. Er wordt hoopvol gekeken naar het extensieve beheer dat bij het volwassen beeld van een border hoort, maar het duurt wel enkele jaren vooraleer dat beeld is bereikt. Open ruimte tussen de planten betekent ruimte voor ongewenste kruiden, die op hun beurt de vaste planten wegdringen.
Daarnaast lijken veel vaste planten in hun vroege stadium sterk op onkruid. Er is dan ook een stevige portie plantenkennis nodig om het onderhoud juist uit te voeren. Bij het bestrijden van onkruid in een plantvak worden vaak per ongeluk vaste planten verkeerdelijk verwijderd.
Daarnaast speelt ook de klimaatsverandering een belangrijke rol. Met name siergrassen hebben het heel moeilijk gekregen op drogere gronden, waardoor opnieuw open plekken ontstaan in de borders, waardoor onkruid alsnog de overhand krijgt.
Om een vaste plantenborder toch tot een goed einde te brengen, zijn er enkele vuistregels:
- Bereid de aanplant goed voor: verwijder vooraf grassen en onkruiden, verbeter de bodem indien nodig.
- Maak de juiste plantenkeuze: laat je adviseren en ga zelf op onderzoek. Hiervoor kan je gebruik maken van allerlei online plantenzoekers. Stel jezelf de volgende vragen: Welke planten zijn geschikt voor deze standplaats? Welke planten hebben geen extra bemesting nodig? Welke soorten hoeven niet per se vlak na de bloei te worden gesnoeid? Welke soorten zijn resistent tegen ziekte of droogte? Welke plantensoorten hebben een evenwaardige concurrentiekracht? Welke soorten zijn winterhard?
- Kies snelle groeiers: snelgroeiende, bodembedekkende plantensoorten gaan snel de open stukjes grond innemen en het moeilijker maken voor onkruiden.
- Plant voldoende planten aan: probeer zo weinig mogelijk grond open te laten. Als je twijfelt, bestel dan liever 2x zoveel planten als dat je wordt geadviseerd!
- Maak het jezelf (en je collega’s) gemakkelijk: als de uitvoerende dienst niet voldoende plantenkennis in heeft, leg je dan toe op een border bestaande uit 1 enkele soort in plaats van een gemengde border, of kies voor zéér herkenbare soorten vaste planten in elk stadium van hun ontwikkeling. Het is dan immers veel gemakkelijker om onkruiden ervan te onderscheiden.
- Voorzie na de aanplant een mulching van 5-7 centimeter dikte om onkruidkieming tegen te gaan en uitdroging te voorkomen.
Beheer
Maak op voorhand keuzes waar je extensief en intensief kan beheren. Een begraafplaats vraagt een andere aanpak dan een hoekje in een landelijke groenzone. Ken de vaste planten waarmee je werkt en zorg dat de groenarbeiders voldoende kennis hebben of opgeleid worden (zie fiche opleiding)
Als je duurzame aanplantingen wil verzorgen, laat de planten zoveel mogelijk in bloei komen en zaad zetten. Snoei op het juiste moment en niet te snel. Durf ook eens bepaalde stukjes ongesnoeid te laten overwinteren, veel insecten vinden daar hun slaapplek. Bij het snoeien, snoei niet te kort, veel van die stengels worden gebruikt als nestholtes door wilde bijen. Wees niet altijd te netjes en waar mogelijk verdraag een ruiger plekje. Combineer met takken- of bladerhopen of laat dood hout liggen. Ga niet bemesten en de bodem verrijken, maar werk aan verschralen. Werken met natuurlijke bodembedekkers en planten die groeien via uitlopers is een aanrader om onkruiddruk tegen te gaan. Vermijd het bedekken van de bodem met schors, lavastenen, worteldoek, cacaodoppen, vlas... Vaak wijzigen deze het microklimaat, verrijken ze de bodem en maken ze de grond onbereikbaar voor insecten. Laat kale plekjes toe, want 75% van de wilde bijen en nog heel wat andere insecten nestelen onder de grond.
Zorg in het eerste jaar voor een goede opvolging en vergeet niet om water te geven. Zo krijgen de vaste planten een goede start en kan je op langere termijn geniet van je aanplant.
Zoek bij aanplantingen met vaste planten steeds een evenwicht tussen het gebruik van de ruimte, het uitzicht, het nut voor de natuur en de onderhoudskost en beheerinspanning.
Aanbod voor inwoners
Geeft als gemeente het goede voorbeeld en stimuleer je burgers om ook actie te ondernemen.
In Damme en Hooglede zijn er demotuinen te bezichtigen die illustreren hoe je op een kleine oppervlakte veel kan bereiken voor bijen en andere insecten. Laat je inspireren en leg in jouw stad of gemeente ook een demotuin of bijenoase aan.
Op een streekmarkt kan je een inheems plantenaanbod promoten in samenwerking met vaste plantenkwekers of tuinierders.
Week van de Bij sloeg de handen in elkaar met enkele tuincentra om het aanbod aan bijvriendelijk plantgoed te vergroten. Deze worden in de tuincentra op een duidelijke manier gepromoot.
Succesformule
De stad Geel past gemengde vaste plantenborders met veel succes toe in het openbaar groen. Hiervoor werd inspiratie gehaald uit Duitsland, bij de ‘Bund deutscher Staudengärtner’.
Er werd op voorhand onderzoek gedaan naar vaste planten die het goed zouden doen in Geel. Daarna werden deze soorten opgedeeld in de volgende categoriën:
- Primaire vaste planten: structuurvormende planten (bvb Phlomis russeliana en Verbascum bombyciferum)
- Secundaire vaste planten: begeleidende planten (bvb Anaphalis triplinervis ‘Silberregen’ en Aster linosyris)
- Bodembedekkende planten (bvb Euphorbia cyparissias en Geranium renardii)
- Vulplanten: strooiplanten (bvb Catanache caerulea en Lychnis coronaria ‘Alba’)
- Bollen en knollen (bvb Allium nigrum en Muscari latifolium)
Daarnaast wordt bij elke soort ook bijgehouden hoeveel aantallen er per vierkante meter moeten worden gebruikt.
Vervolgens wordt er een plantschema gebruikt om aan te geven waar welke categorie moet worden aangeplant in een border. Er bestaat een plantschema voor borders die langs alle kanten kunnen worden benaderd (plantschema A), en een plantschema voor borders die worden gebruikt aan een omheining, muur of haag (plantschema B). Elk puntje op het schema staat voor een groepje planten van één van de bovenstaande categoriën. Het schema wordt achtereenvolgens aangeplant, per categorie:
Primaire vaste planten
Houd 60 cm plantafstand tot de volgende categorie
Plantschema A: apart, ritmisch geschikt over het volledige plantvak, niet aan de rand.
Plantschema B: apart, ritmisch geschikt op de achtergrond.
Secundaire vaste planten
Houd ca. 45 cm afstand tot de volgende categorie
Voor zowel plantschema A als B geldt: in groepen van 3-10 planten over het volledige plantvak.
Bodembedekkende planten
Houd 30 cm plantafstand tot de volgende categorie
Plantschema A: Vleksgewijs aan de rand of in stroken doorheen het plantvak.
Plantschema B: Vleksgewijs op de voorgrond van het plantvak of in stroken doorheen het plantvak.
Vulplanten
Voor zowel plantschema A als B geldt: Individueel verspreiden over de ganse oppervlakte om gaten op te vullen.
Bollen en knollen
Voor zowel plantschema A als B geldt: in losse groepjes van 10-100 stuks tussen de vaste planten in, minstens de dubbele dikte van de knoldikte. Bijvoorbeeld: een knol van 6 centimeter dik wordt op minstens 12 centimeter diepte geplant.
De bevinding van de stad Geel is dat deze manier van werken resulteert in onderhoudsextensieve borders met veel wauw-effect, zowel tijdens het voorjaar, de zomer als het najaar. Er wordt wel opgemerkt dat je ervoor moet zorgen dat de groepjes planten groot genoeg moeten zijn, dan zijn ze nog gemakkelijker te onderscheiden van onkruid. Ook de soortkeuze werd over de jaren wat bijgespijkerd: zo is er het pijpenstrootje (Molinia), een soort siergras die het normaal gezien goed zou moeten doen in een plantenborder, maar die in ontluikende fase te hard lijkt op onkruid. Het blijft dus belangrijk om steeds kritisch te evalueren, nieuwe inzichten te verwerven en toekomstige plannen bij te schaven waar nodig.
Een gedeelte van de aangeplante soorten zal zich na verloop van tijd vanzelf uitzaaien doorheen het plantvak. Dat is een ontwikkeling die je best omarmt, want het komt de algemene kwaliteit van het plantvak ten goede. Er zullen immers nog minder onkruiden kunnen groeien. Moest het toch storend zijn, kan je vanzelfsprekend ook enkele planten uitdunnen.
Het voorbeeld van de stad Geel toont aan dat gemengde borders wel degelijk een plaats hebben in het openbaar groen, op voorwaarde dat ze op de juiste wijze worden aangepakt. Een doordachte werkwijze garandeert succes en voorkomt teleurstelling, bij burger, ambtenaar en beleid. Zo hopen we meer en vaker te kunnen genieten van de pracht die een gemengde border ons kan brengen.