Goed ontwikkelde glanshavergraslanden zijn kruiden- en bloemenrijk, met vaak een bloemenweelde van composieten zoals Margriet, Knoopkruid en Groot streepzaad. De grassen vormen een mozaïek van middelhoge en hoge soorten, waarbij geen enkele grassoort dominant is. Ze komen voor op matig voedselrijke vrij droge zandleem-, leem- of kleibodems. Het zijn hooilanden die twee keer per jaar gemaaid worden of hooiweiden die eerst gemaaid worden en dan nabegrazing krijgen.
Ze zijn een subtype van het Europese habitat Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
Voor de instandhouding van soortenrijke Glanshavergraslanden is een volgehouden maaibeheer noodzakelijk. In de regel worden deze graslanden twee keer per jaar gemaaid, bij voorkeur met per perceel weinig spreiding in het maaitijdstip en met aandacht voor de bloei en zaadvorming van de bijzondere soorten. De eerste maaibeurt ligt vaak tussen 15 juni en 15 juli. Maar er zijn ook glanshaverhooilanden die al 15 mei gemaaid worden. De tweede maaibeurt valt tussen 15 augustus en 15 september. Belangrijk bij het bepalen van de maaidatum van goed ontwikkelde glanshavergraslanden is het in zaad komen van de doelsoorten. Deze kunnen in zaad staan bij de eerste maaibeurt maar kunnen ook in bloem en zaad komen tussen de eerste en de tweede maaibeurt. De beheerder moet dus goed bepalen welke soorten in zaad moeten komen. Maaitijdstippen die al lang gehanteerd worden en die voor een goed en soortenrijk glanshaver grasland gezorgd hebben worden best aangehouden. Ook nabegrazing is mogelijk, dit kan na de eerste maaibeurt vanaf half augustus of later als de doelsoorten nog in zaad moeten komen.
Dit natuurstreefbeeld is in een gezonde staat als het aan zekere voorwaarden voldoet. Die eigenschappen moeten worden nagestreefd in het beheer (o.b.v. de LSVI tabellen):
Opmerkingen:
Met hoge grassen bedoelen we soorten hoger dan een meter zoals Glanshaver, Grote vossenstaart, Kweek, Timoteegras, Kropaar, Rietzwenkgras, Beemdlangbloem, Ruwe smele, Rietgras, Trosraaigras;
Met middelhoge grassen (≤ 100 cm) bedoelen we Reukgras, Goudhaver, Zachte haver, Rood Zwenkgras, Ruw beemdgras, Gewoon struisgras, Veldbeemdgras, Zachte dravik, Bevertjes, Kamgras, Trosdravik, Gestreepte witbol, Geknikte vossenstaart, Fioringras, Engels raaigras
Factoiren die de kwaliteit van dit type bepalen zijn:
Glanshavergraslanden vind je voornamelijk in de leemstreek en de Maasvallei.
1350-1750 ha voor heel het type 6510 (alle subtypes). Dit omvat dus alle goed ontwikkelde Glanshavergraslanden, Grotte vossenstaartgraslanden met Weidekervel en of Weidekervel-Torkruid en Kalkrijke kamgraslanden.
Glanshavergraslanden vind je in hooilanden, hooiweiden en wegbermen, ook op dijken en zowel in beek- als riviervalleien. Ze komen dikwijls voor op beheerde, droge tot matig vochtige percelen in natuurreservaten.
Glanshavergraslanden zijn grondwateronafhankelijk en gebonden aan onbemeste, matig voedselrijke, zwak zure tot basische standplaatsen met een pH (H2O) boven 6 (bodem pH: 5,6-7,9). Glanshaverhooilanden worden meestal gelimiteerd door stikstof (N) of Kalium (K), P-limitatie treedt zelden op (bodem C/N ratio: 12-15 | bodem N: 0,13-0,26 kg/ha | bodem P: 190-430 kg/ha).
De stikstofdepositie moet zich onder 20 kg N/ha/jaar bevinden. Verhoogde stikstofdepositie leidt dan ook tot een versnelde groei, verhoogde productie en bijgevolg versnelde strooiselophoping (vervilting). Hierdoor verruigt de vegetatie en wordt die eenvormiger, vooral grassen nemen toe ten koste van de kruiden.
Dit type komt voor op tamelijk voedselrijke, doorgaans kleihoudende gronden (lemig zand, zandleem, leem en klei)
Goed ontwikkelde glanshaverhooilanden zijn uiterst zeldzaam in Vlaanderen.
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.