De eikelmuis is een middelgroot knaagdier (kop-romplengte 100-170 mm, staartlengte 90-145 mm). Vanwege haar karakteristieke kleurcombinatie is ze gemakkelijk te onderscheiden van enig ander in Vlaanderen levend zoogdier. Ze heeft een grijs- tot kaneelbruine, vaak rossige rugvacht. Op de flanken is er een scherpe kleurgrens tussen de donkere rug en de vuilwitte buik. Het meest opvallende kenmerk is het zwarte oogmasker. De staart eindigt in een langharige, zwart-witte pluim. Doordat de staart bij gevaar kan loslaten, komen er ook wel staartloze exemplaren voor. Zoals bij andere nachtdieren zijn de ogen en oren groot en goed ontwikkeld.
Op plekken waar nog eikelmuizen voorkomen, is het heel belangrijk om de reeds aanwezige habitat,
die vaak minstens tientallen jaren nodig gehad heeft om zich te ontwikkelen, in minstens even goede
staat te behouden. Niet enkel habitatbehoud is noodzakelijk, maar ook verbetering en uitbreiding,
om de resterende eikelmuispopulaties veerkrachtiger te maken. Wat niet behouden kan worden,
zowel wat habitat als verbindingen betreft, moet op voorhand gecompenseerd worden en
functioneel zijn (vraag hiervoor advies aan een eikelmuisexpert).
Deze drie sleutelelementen moeten aanwezig zijn:
Binnen de eikelmuishabitat is alles best goed verbonden via dicht struweel. Liever een continu
geschikte bosrand, houtkant of andere langgerekte zone, dan geïsoleerde geschikte plekken
verbonden door minder veilig kaler bos en randen.
Ook habitatplekken onderling moeten goed verbonden zijn, met zo weinig en zo klein mogelijke
onderbrekingen, zodat er een groot aaneengesloten netwerk ontstaat waarin een eikelmuispopulatie
op lange termijn kan overleven. Dit kan bv. via dichte struweelranden, houtkanten of heggen
(minstens 1 m breed en 2 m hoog), of – wat minder veilig – bomenrijen waarbij de kruinen elkaar en
de naastliggende habitatplekken raken, of met klimplanten begroeide omheiningen of muren
(minstens 0,5 m breed en 2 m hoog). Boven paden en wegen kunnen luchtverbindingen gemaakt
worden via boomkruinen die elkaar raken, portalen begroeid met klimplanten of slingers van
klimplanten (bv. om de 50 à 100 m zodat elk individueel leefgebied verbonden is). Daar waar geen
natuurlijke verbindingen gemaakt kunnen worden (bv. over te brede wegen), kan geprobeerd
worden om een kunstmatige (lucht)verbinding te voorzien. Onderzoek naar wat werkt, zit echter nog
in een beginstadium (raadpleeg een eikelmuisexpert voor de laatste stand van zaken). Een 1 cm dik
hennep touw bekleed met hulsttakken werkt bij een overspanning van 5 m onder boomkruinen,
maar (nog) niet bij 20 m zonder beschutting erboven. Grotere overspanningen vergen stevigere,
meer afgeschermde bruggen (zoals deze: https://vimeo.com/948214399(opent nieuw venster)). In grote onderdoorgangen
onder wegen en spoorlijnen kunnen klimplanten of een richel net onder het plafond helpen.
Beheer- en andere ingrepen gebeuren best niet alleen kleinschalig en gefaseerd, maar ook in de
minst schadelijke periode voor eikelmuizen. Voor nestplaatsen die enkel tijdens het actieve seizoen
gebruikt worden (buiten holtes, zoals in dicht struikgewas en braamstruweel, en in dunne holle
bomen en struiken < 25 cm diameter), is dit januari-februari, wanneer alle eikelmuizen diep in
winterslaap zijn. De overige nestplaatsen worden best met rust gelaten als minstens een deel van de
eikelmuispopulatie in winterslaap of dagtorpor is, want dan kunnen ze niet gaan lopen. De kleinste
kans hierop is in de periode 15 juni-31 augustus. Van mei tot half oktober kunnen er echter wel
hulpeloze jongen zijn, dus is het daar eigenlijk jaarrond oppassen.
www.natuurpunt.be/eikelmuis(opent nieuw venster)
Zin om je gebied in te richten voor de eikelmuis? Voor advies op maat en hulp bij (al dan niet
gesubsidieerde) aanplantingen en andere terreinacties, kan je terecht bij je lokale regionale
landschap via www.regionalelandschappen.be(opent nieuw venster). Streekeigen en biodivers plantgoed kan je ook
aankopen op www.behaagjetuin.be(opent nieuw venster).
Auteur: Goedele Verbeylen
Natuurpunt Studie (Zoogdierenwerkgroep)
versie 28/9/2024
De eikelmuis kan zich in verschillende biotopen handhaven, gaande van dennenbossen tot vegetatieloze duinen, van cultuurgebied tot ruïnes. In meer rotsige gebieden lijken steenvelden, rotspartijen en andere stenige objecten van primair belang. Als cultuurvolger is de eikelmuis vaak terug te vinden in blokhutten, stallen, voorraadschuren en zelfs in bewoonde huizen. Meermaals wordt ze ook in nestkasten aangetroffen.
In Vlaanderen komen eikelmuizen voornamelijk voor in open loofbossen en minder in naaldbossen, mogelijk omdat deze vaak minder ondergroei hebben. Belangrijke biotoopelementen zijn: ongelijkjarige hakhoutbossen en de aanwezigheid van struiken, hagen en kreupelhout. In onze streken is de eikelmuis voornamelijk een boomdier, maar komt – in tegenstelling tot de andere slaapmuizen - sporadisch op de grond op plaatsen met hoge grasvegetatie of dwergstruiken. Soms overwintert ze, zoals in Limburg en Nederland, in mergel- of kalksteengroeven.
Eikelmuizen zijn opportunistische alleseters: ze eten wat ze vinden. Ze eten bij voorkeur dierlijk voedsel (insecten, slakken, jonge vogels, reptielen, ...), aangevuld met plantaardig voedsel (vnl. fruit,waarbij ze wel wat schade kunnen aanrichten, maar ook noten, granen, zaden en menselijke etensresten).
De eikelmuis maakt haar nesten vaak in holle bomen, rotsspleten, nestkasten, ... Soms worden er ook vrijstaande nesten gebouwd, zonder enige beschutting van holen of nestkasten. Hiertoe worden soms oude eekhoorn- of vogelnesten omgebouwd of maakt de eikelmuis zelf een eigen nest.
Een nest bestaat meestal uit bladeren, gras en mos en heeft een ronde vorm. Binnenin wordt het nest bekleed met mos, veren, haren, ... De ingang van het nest bevindt zich aan de zijkant. Het nest is meestal vrij onordelijk en met uitwerpselen bevuild. De nesten gebruikt voor de winterslaap zijn omvangrijker, dichter en meestal ook zuiverder dan in de zomer. De vrijstaande nesten worden vaak bij de eerste sterke vorst verlaten, waarna de eikelmuizen beter beschermde plaatsen zoeken voor de overwintering, zoals zolders, nestkasten en holen.
De eikelmuis houdt een winterslaap, die begint in oktober en loopt tot maart-april. Tijdens deze winterslaap wisselen lange periodes van inactiviteit in hypothermie af met korte activiteitsperioden (enkele uren). In het voorjaar ontwaken de dieren bij een omgevingstemperatuur van ongeveer 15 °C.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.