De Mol is gebouwd voor een leven in ondergrondse gangen. De vacht is korte en fluweelachtig, de haren hebben geen bepaalde inplantingsrichting, je kan een Mol dus niet tegen de haren instrijken. Dat is handig als ze achteruit in hun gangen lopen. Daarbij dient de korte, rechtopstaande staart als tastorgaan.
De kleur van de vacht is over het algemeen zwart. Kleurvariëteiten vormen minder dan 1% van de totale populatie. Albino's zijn zeldzaam, dieren met een gevlekte vacht (meestal aan de buikzijde) komen vaker voor. Door ijzeroxiden in de bodem kleuren lichtere dieren vaak oranje of geel.
Nog kenmerkender zijn de tot grote graafhanden omgevormde voorpoten, met elk vijf vingers met puntige nagels en een duimpje. Deze poten dienen uiteraard om de gangen te graven. Een mol is niet blind maar ziet slecht. Het belangrijkste zintuig is de spitse roze snuit die gevoelige snorharen en tastzenuwen bevat.
Mollen leven hoofdzakelijk van regenwormen en andere ondergronds levende insecten zoals engerlingen en ritnaalden (larven van respectievelijk Meikevers en kniptorren).