maaien
Maaien wordt traditioneel gedaan om hooi te produceren als wintervoer voor het vee. In natuurbeheer wordt ook gemaaid oprukkende kleine boompjes te bestrijden, in groenbeheer worden sportterreinen en gazons gemaaid. Er zijn tal van maaimachines ontwikkeld voor de diverse terreinen en beheerdoelstellingen. Elk grasland kan gemaaid worden. Het komt erop aan de juiste machine te vinden en de prijs te betalen (in geld, werkuren), want systemen voor moeilijke terreinen (drassig, hellend, …) werken in de regel veel trager.
Landbouwers gebruiken graag schijvenmaaiers en trommelmaaiers op gewone landbouwtrekkers omwille van de robuustheid, het hoge rendement en de hooiproductie. Bermbeheerders gebruiken vaak klepelmaaiers omwille van de ongevoeligheid voor zwerfvuil en het hoge rendement, maar hooi kan je er niet mee maken en voor de fauna is dit zonder twijfel een vernietigende machine. In tuinen en parken worden meestal kleinere cirkelmaaiers ingezet, die het gras eveneens tot kleinere stukjes verkleinen. In het natuurbeheer worden ook wel de messenbalk, de bosmaaier en zelfs de handzeis ingezet om fijn en op maat te kunnen werken.
Een te hoge bodemdruk van de machines (maar ook van mensen en grazers) zorgt voor bodemverdichting, spoorvorming en sterfte bij bodemdieren (bv. ingegraven poppen van insecten). Dit kan vermeden worden door het aantal interventies te minimaliseren, lichte machines te gebruiken, een lage bandenspanning, brede banden, dubbele banden of zelfs het gebruik van rupsvoertuigen.
Maaien geeft een homogener resultaat dan begrazing, wat in het natuurbeheer eerder een nadeel is, maar houdt anderzijds de opslag van houtige planten wel volledig tegen. Met maaien kan men heel specifiek plaatsgericht werken om bepaalde vegetaties in stand te houden. Dit kunnen hooilandvegetaties zijn, maar bv. ook korte gazons. Als men maait en het maaisel afvoert zonder te bemesten, gaat men op de duur de bodem verschralen, wat een effect heeft op de vegetatiesamenstelling.