Leiemeersen BE2500004-G

Algemene situering

Deze SBZ-H-deelzone is gelegen op 6 kilometer ten zuidoosten van Brugge, net ten oosten van het centrum van Oostkamp. Het gebied ligt langs de zuidoever van het kanaal Gent Oostende net ten oosten van de brug van Moerbrugge.

Algemene situering van de SBZ-H deelzone Leiemeersen (Piet De Becker)

Topografie en Hydrografie

De Leiemeersen liggen in de vallei van de Zuidleie, de historische bovenloop van de Brugse Reien. In die vallei werd tussen Brugge en Beernem in de 13e eeuw de bedding van het kanaal Brugge-Gent , de ‘Suytleije’ uitgegraven. Actueel resteren enkel nog afgesneden armen van de Zuidleie aan beide zijden van het kanaal. De meersen in de Vallei van de Zuidleie, de Leiemeersen, worden door het kanaal opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. Het noordelijk deel omvat ook de Geuzenbeek, een kunstmatige waterloop die een natuurlijke depressie in het historische Beverhoutsveld ontwatert en in het kanaal uitmondt. In het zuidelijk deel mondden de Bornebeek en de Merlebeek in de historische Zuidleie, nu het kanaal, uit. De Stuivenberg, ten zuiden van de Leiemeersen, is een langgerekte die het interfluvium vormt tussen de Bornebeek en de Rivierbeek. De Leiemeersen zelf liggen op ca. 6 m TAW  en vormen het laagste deel van het landschap. De Stuiven-”berg” is in feite slechts een lage verhevenheid die een hoogte van 9m TAW bereikt. Met de aanleg van het kanaal Gent-Oostende werd de hydrografie in deze regio grondig gewijzigd en verstoord. Hierdoor blijftvan de oorspronkelijke hydrografie niet veel meer over. Enkel de zone van de Leiemeersen ten zuiden van het kanaal wordt hieronder toegelicht.

Leiemeersen: detailtopografie (Piet De Becker)

Geohydrologie

De tertiaire geologie, die van belang is voor het hydrologische systeem van de Leiemeersen, bestaat bovenaan van ‘jong’ naar ‘oud’ uit kalkrijke zanden en zandige klei. Daaronder zitten, opnieuw van jong naar oud: een zandlaag, een zandige kleilaag en tenslotte een kleilaag. Onder deze kleilaag vinden we zand-en en leemlagen en uiteindelijk wordt het systeem onderaan hydrologisch afgesloten dooreen kleilaag. Alle lagen hellen zachtjes af in noordelijke richting. 
De voornaamste grondwaterbewegingen die van belang zijn voor het ecohydrologisch functioneren van de Leiemeersen spelen zich af in de tertiaire kalkrijke zandlagen, de zandige kleilagen en kleialagen in de afzettingen uit het Quartair . Ze zorgen voor een toestroom van grondwater richting de Leiemeersen, dat daar uittreedt onder de vorm van mineraalrijke kwel. 
Voor het gebied is er geen regionaal grondwatermodel beschikbaar waaruit het grondwatervoedingsgebied kan worden afgeleid. Uit de geohydrologische gegevens valt af te leiden dad het toestromende grondwater vanuit het zuiden naar dit gebied toestroomt, vanuit de zogenaamde Stuivenberg. Dit is een noordwestelijke uitloper van de cuesta van Hertsberge-Aalter (zie ecohydrologische bespreking van het Sint Pietersveld elders ). De Stuivenberg ligt net op de noordrand van die cuesta.
In de Leiemeersen zelf is er geen quartair dekzand te vinden, daar ligt alluviale klei, dat vermoedelijk werd afgezet door de Bornebeek direct op het tertiair. Dat alluvium varieert in dikte van een halve meter tot een paar meter. Aan de randen wigt deze afzetting uit. In de onmiddellijke omgeving is er wel niet alluviaal quartair te vinden. Daar is de bodem grotendeels zandig. Zowel de onderste delen van het quartair als de daaronder gelegen zandlaag zijn mineraalrijk.
Door de relatief kleine grondwatertafelschommelingen in het vlakke en diepste deel van het gebied accumuleerde er destijds, en de laatste jaren opnieuw, organisch materiaal. Hierdoor komt veen tot ontwikkeling. Dat is in feite in een komgrond van de Bornebeek. Deze venige afzettingen zijn niet op de bodemkaart terug te vinden maar zijn wel degelijk aanwezig.
 

Er is een belangrijke negatieve impact op dit systeem als gevolg van grondwaterwinningen op grotere diepte. 

Detail uit de Belgische bodemkaart voor de omgeving van de Leiemeersen (Belgische bodemkaart)

Grondwaterdynamiek

De grondwatertafelschommelingen op jaarbasis bedragen in het grootste deel van het gebied ca. 40 -60 cm op jaarbasis. Uiteraard zit er een gradiënt van sterker schommelde grondwaterpeilen tegen de zuidrand van het gebied - op de noordflank van de Stuivenberg -naar minder sterk fluctuerende peilen in de vallei zelf. Dat heeft alles vandoen met toestromend grond/kwelwater in het gebied loodrecht op de vroegere Zuidleie, en het niet meer functioneren van de drainagestructuren. De belangrijkste afwateringsgracht wordt gestuwd. Het gebied draineert, via die afwateringsgracht gravitair via een terugslagklep op de oude arm van de Zuidleie naar het kanaal Gent-Oostende. Het heeft er alle schijn van dat de grondwatertafelschommelingen de laatste jaren verder afnemen. 
Gedurende het winterhalfjaar overstroomt het gebied regelmatig. Het water is voornamelijk afkomstig van grondwater en neerslagwater dat vertraagd afgevoerd wordt uit het gebied. 


Grondwaterchemie 

De hoge mineralenrijkdom heeft alles te maken met de oorsprong van het uittredende grondwater. Het komt uit mineraalrijke tertiair geologische afzettingen en de schelpresten-rijke onderlaag in de quartaire afzettingen. Het ondiepe grondwater in de Leiemeersen is uitgesproken mineraalrijk en al bij al nutriëntenarm. 
De orthofosfaatconcentraties zijn sporadisch lichtjes verhoogd, nitrietconcentraties zijn quasi onbestaande, en de nitraatconcentraties zijn laag. De verhoogde sulfaatconcentraties wijzen wel op een latent probleem met nitraatinfiltratie. Dit is afkomstig van overbemesting in het grondwaterinfiltratiegebied, ten zuiden van de Leiemeersen. 
Het infiltrerende nitraat verdwijnt grotendeels via denitrificatie over pyriet met vrijstelling van sulfaat. Zowel de nutriëntenconcentraties als de sulfaatconcentraties zijn in de loop van de voorbije decennia gevoelig gedaald. Ondanks de daling blijven de sulfaatconcentraties nog steeds vrij hoog hier. Er moet bijgevolg nog steeds sprake zijn van overbemesting en weglekken van nitraten van onder intensief bewerkte landbouwgronden in het infiltratiegebied.


Oppervlaktewater


Niet relevant hier
 

Vegetatiezonering

De vegetatiezonering is zeer sterk vergelijkbaar met die van andere alluviale valleien met kwel. Het vochtige tot iets drogere deel van het transect is in intensieve landbouwuitbating en komt bijgevolg niet tot uiting. Een uiterst smalle rand van 6510_hu grasland is aanwezig in de zuidrand van het gebied. Iets lager in de serie komt veldrusgrasland (6410_ve) voor gevolgd door dottergrasland (rbb_hc). Nog lager ontwikkelen zich grote zeggevegetaties. Waar het water niet boven het maaiveld uitkomt vinden we de basische variant van de kleine zeggenvegetaties (7140_base). Naar alle waarschijnlijkheid fluctueert het grondwaterpeil nog net iets te veel opdat 7140_base optimaal kan ontwikkelen. In het absoluut natste deel ontwikkelt een rietland/rietruigte.

: Schema van vegetatiezonering in de Leiemeersen (Piet De Becker)

Hydrologische knelpunten

  1. Structurele ingrepen: Door de aanleg van het Kanaal Gent-Oostende is de oppervlaktewaterhuishouding in het gebied grondig gewijzigd. 
  2. Nutriënten via water:
  • Overstromingen: lijkt niet echt een probleem te zijn, geen meetgegevens beschikbaar. 
  • Oppervlaktewater: waarschijnlijk niet belangrijk , geen meetgegevens beschikbaar.
  • Grondwater – aanvoer van nutriënten met name nitriet, nitraat en orthofosfaat is momenteel beperkt (was historisch gevoelig hoger), maar de sulfaatgehalten zijn wel hoog meer dan waarschijnlijk omwille van overbemestingsprobleem in het grondwater infiltratiegebied.
  1. Grondwaterwinning: Rond de SBZ-H-deelzone zijn er veel (soms substantiële) grondwaterwinningen aanwezig. Het cumulatieve effect is niet bekend. Het lijkt echter wel te bestaan, maar werd niet bestudeert.
  2. Lokale drainage: In het gebied is drainagestructuur aanwezig maar die wordt gestuwd waardoor die niet meer functioneel is
  3. Beperken evapotranspiratie: vermoedelijk niet relevant
  4. Meetnet: een beperkt meetnet bestaat maar gegevens niet beschikbaar.

Relevante referenties

De Becker P. (2020). Ecohydrologische gebiedsbeschrijvingen voor natuurgebieden in Vlaanderen in het kader van PAS. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2020 (12). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI: doi.org/10.21436/inbor.17256788(opent nieuw venster)

Walraevens C. 1995 Hydrogeologisch onderzoek naar de gevolgen voor natuurherstel in de “Leiemeersen” te Oostkamp van de aanwezigheid van een oud huisvuilstort.


Gryseels M. & Hermy M. 1988 Derelict marsh and meadow vegetation of the Leiemeersen at Oostkamp (prov. West-Vlaanderen). Bull. Roy. Soc. Belg. 114: 125-139.