Dit natuurstreefbeeld omvat soortenarme maar heel specifieke pioniersgemeenschappen op het hoogstrand en in de overgang naar Helmduinen, in mozaïek met onbegroeide embryonale duinen, vloedmerkvegetaties en strand. In de eerste fase van duinvorming gebeurt de fixatie van stuifzand door de kolonisatie met Biestarwegras. Veelal vestigt de soort zich in vloedmerken of vloedmerkvegetaties. Biestarwegras vormt een uitgebreid ondiep wortelstelsel en kan zowel horizontaal als verticaal meegroeien met een matige overstuiving. Zo ontstaan overblijvende embryonale duintjes. Deze kunnen door windwerking of bij springtij eventueel vernietigd worden en elders opnieuw gevormd. Wanneer het proces van duinvorming zich verder zet, kunnen de embryonale duintjes hoger worden en start de fixatie met Helm. Andere kensoorten zijn o.a. Zeepostelein en Zandhaver. Het natuurstreefbeeld kan enkel als goed ontwikkeld worden beschouwd wanneer natuurlijke processen aan de basis liggen. Momenteel komen deze embryonale duinen in Vlaanderen vooral voor in zwak ontwikkelde vorm (bv. tussen rijshout), hoewel deze vegetaties vaak veel soortenrijker zijn dan veel natuurlijke embryonale duinen op het hoogstrand.
Voor de instandhouding van deze dynamische pioniervegetaties is geen actief beheer nodig. Een zonering van de recreatie is noodzakelijk voor herstel van een natuurlijk strandsysteem.
Een natuurlijke overgang van zee naar duinen kan op verschillende plaatsen minstens ten dele hersteld worden. Een aantal plaatsen biedt mogelijkheden voor het beperken van de recreatiedruk, onder meer aan de IJzermonding, de Baai van Heist en ter hoogte van het Zwin. Waar stranderosie optreedt, ontstaan door strandophoging of zandsuppletie terug kansen voor dit habitattype. Vloedmerkvegetaties krijgen meer kansen indien men bij selectieve strandreiniging de organische fractie van het vloedmerk laat liggen.
Dit natuurstreefbeeld omvat soortenarme maar heel specifieke pioniersgemeenschappen op het hoogstrand en in de overgang naar Helmduinen, in mozaïek met onbegroeide embryonale duinen, vloedmerkvegetaties en strand. In de eerste fase van duinvorming gebeurt de fixatie van stuifzand door de kolonisatie met Biestarwegras. Veelal vestigt de soort zich in vloedmerken of vloedmerkvegetaties. Biestarwegras vormt een uitgebreid ondiep wortelstelsel en kan zowel horizontaal als verticaal meegroeien met een matige overstuiving. Zo ontstaan overblijvende embryonale duintjes. Deze kunnen door windwerking of bij springtij eventueel vernietigd worden en elders opnieuw gevormd. Wanneer het proces van duinvorming zich verder zet, kunnen de embryonale duintjes hoger worden en start de fixatie met Helm. Andere kensoorten zijn o.a. Zeepostelein en Zandhaver. Het habitattype kan enkel als goed ontwikkeld worden beschouwd wanneer natuurlijke processen aan de basis liggen. Momenteel komen deze embryonale duinen in Vlaanderen vooral voor in zwak ontwikkelde vorm (bv. tussen rijshout), hoewel deze vegetaties vaak veel soortenrijker zijn dan veel natuurlijke embryonale duinen op het hoogstrand.
Vloedmerkvegetaties op het hoogstrand in mozaïek met embryonale duinen, of waarin de bovenvernoemde soorten voorkomen, horen eveneens tot het habitattype. Typische soorten zijn Zeeraket, Stekend loogkruid, Kustmelde, Gelobde melde, Strandbiet, Reukeloze kamille en de zeldzame Gele hoornpapaver, naast Biestarwegras. Daarnaast komen er minder specifieke, stikstofminnende ruigtekruiden voor zoals Spiesmelde en Akkerdistel. De typische plantensoorten van dit habitattype zijn vooral aanwezig in beschutte plekken zoals slufters en waaigaten, maar gelijkaardige vegetaties kunnen ook voorkomen tussen rijshout of voegen van schuine dijkglooiingen of strandhoofden waar een zekere zandophoping plaatsvindt. Vloedmerkvegetaties met enkel Zeeraket en Stekend loogkruid, zonder Biestarwegras of andere éénjarige soorten, worden evenwel niet tot het type gerekend.
Hoewel dit natuurstreefbeeld weinig diersoorten bevat, is het faunistisch belangrijk omwille van de hoge specificiteit van de aanwezige soorten. Natuurlijke stranden zijn potentiële broedgebieden voor zeldzame vogels zoals Bontbekplevier, Strandplevier en Dwergstern (beide laatste staan op de bijlage 1 van de Vogelrichtlijn). Karakteristieke ongewervelde dieren zijn de Witte oproller (een pissebed) en de Strandvlo (een vlokreeftje), die vaak in grote aantallen voorkomen. Een aantal typische loopkevers van duin en strand zijn Amara lucida en de Strandzandloopkever. Verder komen ook verschillende specifieke vliegensoorten voor zoals de Wiervlieg, naast andere gespecialiseerde insecten.
Embryonale duinen kunnen voorkomen op vrijwel alle plaatsen met zandaanwas. Dit natuurstreefbeeld is in goed ontwikkelde, natuurlijke vorm in Vlaanderen nog slechts “marginaal” in oppervlakte aanwezig, o.a. in de Zeebermduinen in Oostduinkerke en de Baai van Heist. De rijshoutvorm is wat algemener. Zelfs bij verdere ontwikkeling en uitbreiding zal het altijd een uiterst zeldzaam en tijdelijk optredend type blijven.
Dit habitattype kan zich op het hoogstrand ontwikkelen op plaatsen boven de gemiddelde hoogwaterlijn, die bij springtij eventueel wel nog overspoeld worden, bv. aan de duinvoet. Randvoorwaarde is evenwel een positief zandbudget op het strand (aanwaskust met meer zandaanvoer dan erosie). De standplaatsen zijn brak, droog tot vochtig, matig stikstofrijk met een min of meer neutrale pH.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.