De tapuit is een opvallend gekleurde, merelgrote zangvogel van open gebied. De witte stuit en witte staart met een omgekeerde zwarte 'T' erop zijn belangrijke kenmerken. Het mannetje heeft een zwart masker en zwarte vleugels en is overwegend grijs van boven en wit van onder. Het vrouwtje is onopvallender en meer beige.
Tapuiten leven vooral op de grond in duinen en heidevelden. Ze broeden in holen, vaak een konijnenhol. Zowel volwassen vogels als jongen eten insecten en andere kleine diertjes. Dat wordt liefst op schaars begroeide plaatsen verzameld. Tapuiten zijn trekvogels en overwinteren op de Afrikaanse savannen. Deze soort is als broedvogel uit Vlaanderen omzeggens verdwenen
Voor verstoringsgevoelige soorten zoals de tapuit is het noodzakelijk om de recreatiedruk te beperken. Het opstellen van een eigendomsoverschrijdende toegankelijkheidsregeling op gebiedsniveau, die rekening houdt met voldoende grote rustzones in voor die soorten cruciale terreindelen, is daarbij aangewezen. Een zonering in ruimte en tijd met bijvoorbeeld permanent ontoegankelijke rustgebieden of zones die enkel toegankelijk zijn buiten het broedseizoen, laat toe om de recreatiedruk te kanaliseren en belangrijke leefgebieden van die soorten tijdens gevoelige perioden te ontzien.
De tapuit bewoont de drogere delen van het heidelandschap en duinen en prefereert heel open terreindelen met nauwelijks boomopslag en een lage, schrale begroeiing, afgewisseld met kale, zandige plekken. Tapuiten nestelen op beschutte plaatsen, zoals verlaten konijnenholen en holten onder omgevallen boomstammen of wortels van boomstronken. Het voedsel bestaat uit insecten en andere ongewervelden. Adulte en juveniele vogels hebben een gelijkaardig dieet en foerageren in dezelfde habitat: zeer korte gras- en kruidenvegetaties, waarin ze snel achter insecten aanrennen en in de toplaag van de bodem insectenlarven uitspitten. Als foerageergebied verkiezen ze vooral de vroege stadia van de successie, waar grassen en mossen het open zand vastleggen. Ook korte vegetaties, die ontstaan zijn als gevolg van begrazing door konijnen of andere grazers zoals schapen of runderen, kunnen een geschikt foerageergebied vormen.
Leefgebied en trend
In de jaren 1960 broedden er nog ruim 500 paren in Vlaanderen, maar sindsdien is de soort sterk achteruitgegaan. Vooral de zandige gebieden in de kuststreek en de Kempen waren toen nog in trek. Tijdens de vorige atlasperiode kwamen er nog maar 10-15 paren tot broeden in Vlaanderen. De soort was volledig verdwenen uit de kerngebieden in de Limburgse Kempen en het Zwin. Alleen in het natuurreservaat De IIzermondingte Nieuwpoort en het aangrenzende militaire domein van Lombardsijde was er nog een kleine populatie en in de duingebieden langs de Oostkust werd nog sporadisch gebroed. In de periode 2013-2018 was dat niet meer het geval. Wel was er een kleine opleving in de voorhaven van Zeebrugge waar (afgezien van 2014) in de periode 2002-2015 jaarlijks werd gebroed (maximaal 5 paar in 2006 en 2007). Na 2015 was de soort ook daar verdwenen. Op de Kalmthoutse heide werd in 2017 een bezet nest aangetroffen. In Limburg werd nog met zekerheid gebroed in 2013 en 2018 (telkens 1 paar te Meeuwen-Gruitrode) en in 2015 werd nestindicerend gedrag vastgesteld bij 1 paar in het Hageven te Neerpelt. Alle overige waarnemingen uit de periode 2013-2018 hebben betrekking op de aanwezigheid van adulte vogels in geschikt broedbiotoop, maar hebben wellicht meestal betrekking op individuen die nog laat doortrekken naar het noorden. De soort is hiermee bijna uitgestorven in Vlaanderen. Ook in de ons omringende landen doet de Tapuit het uitermate slecht. In Nederland is de soort met 90% afgenomen en in Duitsland is de afname met 84% navenant. Herkolonisatie vanuit het buitenland lijkt dus niet aan de orde en de vooruitzichten zijn uiterst somber.
De tapuit komt voor in de drogere delen van uitgestrekte, open heidelandschappen en duingebieden van 100-1000 hectare. Doorgaans ligt zijn leefgebied eerder centraal in het heidelandschap, niet te dicht bij bosranden. De soort prefereert terreindelen met nauwelijks boomopslag en een zeer lage, schrale begroeiing. In gunstige omstandigheden bedraagt de territoriumgrootte van een broedpaar tapuiten zo’n 2 tot 5 hectare. In suboptimale omstandigheden zal het territorium beduidend groter moeten zijn om nog voldoende hulpbronnen te herbergen.
Voor de tapuit is het behoud en herstel cruciaal van uitgestrekte, open landduinbiotopen met overgangen van stuivend zand naar vastgelegd zand met een ijle begroeiing van haarmossen, korstmossen en lage grassen. Op lange termijn is een grootschalige reactivering van verstuivingsprocessen de duurzaamste manier om dergelijke biotopen in stand te houden. Dat vereist een voldoende groot open terrein (meer dan 500 hectare) waarin voldoende windwerking met aanvoer van zand kan optreden. Op korte termijn zijn, mede door een versnelde vegetatiesuccessie onder invloed van de huidige nog te hoge atmosferische stikstofdepositie, beheermaatregelen nodig die de natuurlijke dynamiek nabootsen en die de successie periodiek terugzetten of onder controle houden. Plaggen kan men gebruiken om open, zandige plekken te creëren. Begrazing door schapen is onder andere geschikt voor het behoud van korte, grazige vegetaties, afhankelijk van de periode en intensiteit van de begrazing. Naast het terugdringen of onder controle houden van vergrassing of andere doorgeschoten vegetatie, kan begrazing door grote grazers ook de vestiging van konijnen faciliteren. Op hun beurt kunnen die door graven en grazen de open en zandige plekken in stand houden die tapuiten nodig hebben om te foerageren en zorgen ze voor geschikte nestholen. Aangezien het konijnenbestand sterk kan schommelen onder invloed van ziekten (bijvoorbeeld myxomatose en VHS), zijn ook alternatieve nestlocaties van belang. Bij stuifzandherstelprojecten kan men een deel van de boomstobben laten zitten in functie van de nestgelegenheid. Ook het plaatsen van specifieke nestkasten kan een waardevolle aanvulling zijn op het aanbod van natuurlijke nestplaatsen. De tapuit staat op het punt om als broedvogel helemaal te verdwijnen in Vlaanderen. Verontrustend is dan ook dat de hervestiging van de soort na herstelmaatregelen moeilijk is indien er in de nabije omgeving geen bronpopulaties aanwezig zijn. Het herstel van geschikt leefgebied voor de soort is dan ook het meest kansrijk in of nabij gebieden waar de soort actueel nog (onregelmatig) broedt.
Rode Lijst | POP-VL | KT-VL | LT-VL | KT-BEL | LT-BEL | Trend Europa |
Ernstig bedreigd | 2-5 | Afname | -90% | -98% | - | Afname |
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.