Weidevogels zijn vogels die in graslanden broeden. In West-Europa gaan ze, net als alle andere agrarische natuur, sterk achteruit. Het ideale landschap laat toe veilig te broeden en geeft voldoende voedsel voor kuikens en volwassen dieren. Er zijn geen valkuilen zoals uitkijkposten voor roofvogels of sloten met steile randen waar kuikens in kunnen verdrinken. Hoewel het simpel lijkt, is moderne landbouw niet meer geschikt om weidevogels te laten overleven, zelfs niet met bijkomende maatregelen. Over het algemeen zijn dit de eisen van het habitat:
- Vogels broeden maar op plaatsen waar de vegetatie niet te hoog is, weidevogels zijn van oorsprong steppe- of strandbroeders. Te rijke bodem leidt tot uitbundige vegetatie in het voorjaar
- Wormen, het voedsel van veel volwassen weidevogels, zijn pas beschikbaar als de bodem niet te zuur of te schraal is, maar tegelijkertijd wel vochtig is. Drainage is dus uitgesloten (slootpeil tot 20cm onder maaiveld is de grens voor de 'vochtige' weidevogels, 80cm voor de rest). Variatie in grondwaterdiepte door microreliëf is een plus
- Drijfmest is niet zo goed voor het bodemleven, stalmest geeft een rijkere regenwormfauna
- Overleving van nesten en kuikens is een knelpunt. Uitmaaien door landbouwers, toegankelijkheid van het terrein voor roofdieren (wegens niet vochtig genoeg vb), beschikbaarheid van uitkijkposten voor roofvogels ((knot)bomen, lantaarnpalen, ..), en te hoge veedichtheden (vertrappeling nesten) zorgen voor een lage populatiegroei of zelfs afname
- Insecticiden (en ontwormingsmiddelen) zijn funest voor de kuikens, die zeer veel insecten moeten vinden om op te kunnen groeien.
- Een mozaïek van schrale graslanden met veel insecten, plas-dras-situaties en wat rijkere graslanden met veel regenwormen zijn ideaal.