Muurleeuwenbek is een zeer lage, kruipende, overblijvende plant die van de late lente tot de vroege herfst bloeit. De niervormige bladeren zijn vaak paars aan de onderkant. De lichtpaarse bloemen hebben een opvallende gele welving op de onderlip. Oorspronkelijk uit Italië en Joegoslavië, groeit Muurleeuwenbek nu op zonnige plekken van oude muren in Europa. Hij heeft te lijden onder restauraties en hard cement, maar gedijt goed op muren, dijken en spoorwegemplacementen. Zaden worden verspreid door mieren, water of ijs.
Het areaal van muurleeuwenbek was oorspronkelijk beperkt tot het deel van de Alpen rond de Adriatische zee, maar deze aantrekkelijke soort is al zeer lang geleden door plantenliefhebbers in onze regio’s geïntroduceerd. Reeds tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw was de soort ingeburgerd in Vlaanderen (DODOENS 1554). Ondertussen is dat ook het geval in het grootste deel van Europa (behalve Noord-Europa) en in Noord- Afrika. In België komt ze nog meer in Wallonië dan in Vlaanderen voor, maar de Ardennen worden grotendeels gemeden.
Merkwaardig is dat, alhoewel muurleeuwenbek in Vlaanderen reeds zeer lang ingeburgerd is, de soort zich toch nog gevoelig wist uit te breiden in de laatste karteerperiode. Een sluitende reden hiervoor is niet direct te bedenken. In Vlaanderen is muurleeuwenbek nu vrij algemeen. De grootste dichtheden zijn, om begrijpelijke redenen, te vinden in steden. De soort lijkt de Kempen grotendeels te mijden. Het is verleidelijk dat aan de zure zandgronden toe te schrijven, maar aangezien muurleeuwenbek bijna uitsluitend op artificiële substraten groeit, ligt dat toch niet zo voor de hand.
Muurleeuwenbek is een zeer lage, kruipende, onbehaarde en enigszins vlezige, overblijvende, tamelijk kortlevende en vorstgevoelige plant, die van de late lente tot de vroege herfst bloeit. De stengels vormen plakkaten of guirlandes en wortelen op de knopen wanneer ze een geschikt substraat raken; echter, dochterindividuen ontstaan op deze manier niet. De lang gesteelde bladeren, meestal schutbladen, zijn niervormig in omtrek en diep handvormig gelobd met vijf of zeven brede lobben die uitlopen in een stekelpuntje. De onderkant van de bladeren is vaak paars getint. De (schut)bladen staan verspreid; alleen aan de basis van de plant bevinden zich enkele tegenoverstaande stengelbladeren. De bloemen hebben een vijfdelige kelk en een tweelippige, gemaskerde, gespoorde kroon die van binnen lichtpaars tot lila is, met een donkerder buitenkant. De bovenlip is donkerpaars gestreept, terwijl de onderlip een dubbele, dooiergeel gevlekte welving heeft. Na de bloei kromt de bloemsteel zich van het licht af, waarbij de zaden in muurvoegen of spleten worden gedrukt om nieuwe planten te vormen. De kleinere zaden worden verder verspreid door mieren, ondanks het ontbreken van een 'mierenbroodje', en soms door water of ijs.
Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van Muurleeuwenbek is beperkt tot Noord- en Midden-Italië en westelijk Joegoslavië. Als muurdecoratie is hij ingevoerd in veel West-, Midden- en Zuid-Europese landen, evenals in het Atlasgebied, op de Canarische eilanden en Madeira. In de 17e eeuw werd hij in Nederland populair, zoals blijkt uit het bijvoegsel in Dodoens' "Cruydt-Boeck" uit 1644. Tegenwoordig is Muurleeuwenbek plaatselijk vrij algemeen in verschillende gebieden, maar elders zeldzaam.
Muurleeuwenbek, oorspronkelijk een rotsplant, is nu een typische muurbewoner. Hij gedijt goed op de verticale delen van oude muren van gebouwen en stadswallen, maar het best op en rond de bovenrand van vrijstaande muren. Het is een warmteminnende plant die graag de zonzijde van de muur opzoekt en zich beter ontwikkelt in warme zomers. Ondanks zijn succulente bouw is hij gevoelig voor uitdroging, vooral verder van de zee. Hoewel een pionier, heeft hij veel te lijden van restauratiewerkzaamheden en het gebruik van harde cement. Naast muren komt hij ook voor op steenglooiingen van dijken en soms op spoorwegemplacementen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Muurleeuwenbek heeft zijn voornaamste standplaats in Vlaanderen op allerlei muren gemetst met kalkrijke mortel. Muren vervangen de kalkrijke rotsen waarop het muurleeu- wenbekje groeit in zijn areaal van herkomst. Samen met muur- varen is het een van de algemeenste muurplanten. De soort is een echte pionier die al op weinig verweerde muren kan kie- men. Door een specifieke aanpassing worden de zaden effectief over rotsen en muren verspreid: na de bloei krommen de bloemstelen zich van het licht weg zodat de vruchten tegen het substraat in spleten (of voegen in het metselwerk) gedrukt worden en de zaden op de meest geschikte plaatsen kunnen vrijkomen. Bovendien worden de zaden, ondanks het ontbre- ken van een mierenbroodje, ook door mieren verbreid (BOUMAN et al. 2000).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.