De plant komt vooral voor in Centraalen Noord-Europa. ln deze laatste regio groeit ze vooral in het hoge noorden, vanwaar het verspreidingsgebied tot in West-Siberië doorloopt. Meer naar het zuiden wordt kleine wolfsklauw aangetroffen in Midden-Frankrijk, en in de Alpen en Apennijnen. Buiten Europa groeit de soort verspreid in Noord-Amerika, met een hoofdverspreíding in het oosten. In Vlaanderen is kleine wolfsklauw beperkt tot de Kempen. in de negentiende eeuw werd de soort ook in de omgeving van het Zoníënwoud aangetroffen. In Wallonië werd de soort onlangs nog op twee groeiplaatsen gevonden en is ze sterk met verdwijning bedreigd (SAINTENO-YSIMON 1999).
Kleine wolfsklauw is in Vlaanderen een uiterst zeldzame en met uitsterven bedreigde plant. Ze werd recentelijk nog maar op enkele heiden bij Maasmechelen, Balen en Aarschot gevonden. Het aantal groeiplaatsen in Limburg is dus erg geslonken. ln de Antwerpse Kempen, waar ze in de negentiende eeuw nog voorkwam, is de soort al eerder verdwenen.
De Kleine wolfsklauw is een laag blijvende plant met ondergronds kruipende stengels, waaraan toefen van dofgroene bovengrondse zijstengels ontspringen. De plant heeft in de nazomer rijpe sporen. De ondergrondse stengels verspreiden zich stervormig en groeien steeds in dezelfde richting door, terwijl ze aan de achterzijde afsterven. De zijstengels staan daardoor in een kring, die ieder jaar groter wordt, als het terrein tenminste geen obstakels bevat. De Kleine wolfsklauw groeit dus, net als veel paddenstoelen, in 'heksenkringen'. Het bovengronds zichtbare deel van de plant bestaat uit een bosje gegaffelde, dicht bebladerde stengels met in het midden een steel met sporenaren. De schubvormige bladeren staan kruisgewijs aan de stengels en vormen vier 'gestroomlijnde' rijen. Ze doen denken aan Coniferen uit de Cypressenfamilie, zoals Thuja; daarom wordt de plant ook wel Cypreswolfsklauw genoemd. De ijl bebladerde steel is aan de top een of meer malen gegaffeld en draagt verscheidene sporenaren. Soms is zo'n aar zelf nog weer gegaffeld. De sporenaren en hun steel worden in de nazomer spoedig bruin. De sporenbladen zijn driehoekig en fijn gezaagd, met naar buiten buigende top.
De Kleine wolfsklauw is voornamelijk bekend uit Midden-Europa en oostelijk Noord-Amerika. Vaak wordt hij beschouwd als een vorm van de Vlakke wolfsklauw (Lycopodium complanatum), die in alle werelddelen behalve Afrika voorkomt. De Kleine wolfsklauw is in Nederland zeldzaam en beperkt tot de pleistocene zandgronden. Hij wordt hoofdzakelijk gevonden in het noordoosten en het midden van het land, sporadisch in het zuidoosten. De Vlakke wolfsklauw is in Nederland alleen in de 19de eeuw een paar maal gevonden. Deze is helderder groen en de bebladerde stengels lijken afgeplat, doordat twee rijen bladeren veel groter zijn de andere twee rijen. Overgangsvormen tussen de Kleine en de Vlakke wolfsklauw zijn herhaaldelijk aangetroffen (vaker dan de echte Vlakke wolfsklauw).
De Kleine wolfsklauw is een plant van stuifzandgebieden, waar hij vooral op hellingen tussen struikheide (Calluna vulgaris) groeit. Op dergelijke plaatsen komen de Kleine en de Grote wolfsklauw vaak in elkaars nabijheid voor. De Kleine wolfsklauw heeft meer licht nodig dan zijn inheemse verwanten (behalve de Moeraswolfsklauw) en verdraagt meer droogte. Hier en daar handhaaft hij zich in bossen op stuifzand, zolang de boomgroei ijl blijft.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1985 (deel 1).
Kleine wolfsklauw groeit op redelijk open, voedselarme en kalkarme, zandige bodems ín droge heide. Meestal gaat het om gefixeerde stuifzanden. Bij te sterke overschaduwing verdwijnt de soort.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.