Malrove is een warmteminnende soort, die in Vlaanderen vooral in ruderale bermen wordt gevonden, veelal in de nabijheid van woningen. Ze staat op droge, open plaatsen op stikstofrijke en kalkhoudende bodem.
Malrove komt voor in de warme en gematigde streken van Noord-Afrika, Europa en Azië. Het areaal strekt zich oostwaarts uit tot Centraal-Azië. De plant is ingeburgerd op talrijke plaatsen in de wereld. In Europa strekt het areaal zich noordwaarts uit tot de zuidpunt van Zweden.
In Vlaanderen is malrove zeer sterk achteruitgegaan. Die achteruitgang dateert al van de eerste helft van de twintigste eeuw. Vooral in de regio tussen Brussel en Leuven is de achteruitgang spectaculair. De voor Vlaanderen geschetste ontwikkeling geldt in grote lijnen ook voor Wallonië, waar de soort inmiddels mogelijk helemaal verdwenen is (SAINTENOYSIMON 1999).
Malrove is een middelhoge, viltig behaarde, aan de basis vertakte zomerbloeier met een penwortel. De vrij kleine, rondachtige, sterk geplooide bladeren zijn gekarteld, met afwisselend grotere en kleinere karteltandjes; aan de voet zijn ze vrij plotseling in de steel versmald. De kleine bloemen staan in dichte, haast kogelronde, rijkbloemige schijnkransen. De kelk heeft tien tanden, die na de bloei als kromme haken de vruchtverspreiding dienen. De witte bloemkroon heeft een omhooggerichte, tweetandige bovenlip, die niet veel kleiner is dan de onderlip. De vruchtkelken blijven aan elkaar en - in kluwens - aan de vacht van zoogdieren hangen. Malrove komt voor in Europa met uitzondering van het noorden, in aangrenzend Zuidwest-Azië en in het Atlasgebied. Als adventief plant en deels als neofiet is zij ook uit andere werelddelen bekend. In Nederland behoort zij tot de 'ouderwetse' bewoners van ruderale standplaatsen, die in de 20e eeuw sterk zijn achteruitgegaan. De groeiplaatsen lagen verspreid door een groot deel van het land, maar merendeels ver uiteen; alleen in Zuid-Limburg en de kalkrijke duinen was zij plaatselijk wat minder zeldzaam. De weinig recente vindplaatsen zijn vrijwel tot deze twee gebieden beperkt. Als geneeskruid is de plant in het vergeetboek geraakt; zij is zowel in- als uitwendig te gebruiken, heeft een heilzame werking op gal en luchtwegen en werkt wondhelend. Malrove is een plant van zonnige, droge plaatsen op doorlatende, humusarme, kalk- en stikstofrijke, dikwijls ammoniakhoudende grond. In Zuid-Limburg staat zij nu nog aan de voet van een paar krijthellingen, bij de ingang van grotten. Hernieuwde begrazing door schapen leidde tot aanzienlijke uitbreiding van de plant. Deze dieren verspreiden de vruchten en zorgen, als ze de grotten opzoeken om te schuilen of te slapen, voor intensieve bemesting van de groeiplaatsen. In de duinen staat Malrove op enkele plaatsen in zonnige, vrij open, vaak stoffige bermen van wegen en paden, vooral in smalle stroken tussen weg en heg. Hier zal zij onder meer door verharding van zandwegen achteruitgegaan zijn. Begeleiders van Malrove zijn onder meer Stinkende ballote, Grote brandnetel (Urtica dioica), Ijle dravik (Bromus sterilis), Kruipertje (Hordeum murinum) en Klein kaasjeskruid (Malva neglecta).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.