Klein fonteinkruid is een tengere grasbladige plant, moeilijk te onderscheiden van Tenger fonteinkruid. Klein fonteinkruid heeft dunne, rolronde, sterk vertakte stengels met knobbels bij de knopen. De bladeren hebben drie nerven en luchtholten aan de basis. De bladtop is toegespitst, en de tuitjes-randen overlappen vaak zonder te vergroeien. De aren zijn hoofdjesachtig met gerimpelde en geknobbelde nootjes. Het groeit in ondiep, stilstaand of stromend, matig carbonaat- en voedselrijk, fosfaat- en sulfaatarm water, vooral op zandige bodem.
Het circumpolaire areaal van klein fonteinkruid omvat onder meer zowat heel Europa (behalve delen van Zuid-Europa). Voor de verspreiding in België kan men geen beroep doen op de Atlas van VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1972 omdat de aanwezigheid van die soort in ons land veel te laat in de loop van de eerste karteerperiode aan het licht kwam. Omwille van de vroegere verwarring van klein fonteinkruid met tenger fonteinkruid is er op Belgisch niveau nog steeds onduidelijkheid over de verspreiding (LAMBINON et al. 2004). In Wallonië is de soort zeer zeldzaam volgens SAINTENOY-SIMON 1999.
Momenteel is klein fonteinkruid zeldzaam in Vlaanderen. De soort komt vooral voor in de Kempen en de Zand- en Zandleemstreek, eerder uitzonderlijk elders. Omwille van de laattijdige opsplitsing van tenger fonteinkruid in tenger en klein fonteinkruid kunnen de verspreidingspatronen en -frequenties uit beide karteerperioden niet vergeleken worden. Enige houvast naar regionale differentiatie (niet naar frequentie en trend) bieden de verspreidingsgegevens op basis van herbariummateriaal.
Klein fonteinkruid behoort tot de tengere grasbladige Fonteinkruiden. Het is moeilijk en alleen door een combinatie van kenmerken van Tenger fonteinkruid te onderscheiden. Of het twee goed gescheiden soorten zijn, is omstreden. Klein fonteinkruid heeft dunne, rolronde, sterk vertakte, stengels, waarvan de knopen knobbels vertonen. De bladeren zijn tot twee millimeter breed en drienervig. De middennerf is weinig of niet dikker dan de rest van het blad en vertoont althans aan de basis luchtholten, die door dwarswanden in tenminste twee rijen kamertjes worden verdeeld. De twee zijdelingse nerven komen dicht onder de top onder een rechte hoek in de middennerf uit. De bladtop is veelal toegespitst. De randen van het tuitje zijn niet vergroeid; vaak overlappen ze elkaar wel. De aren zijn dikwijls hoofdjesachtig, de nootjes min of meer gerimpeld en geknobbeld. Vaak worden planten aangetroffen die kenmerken van Klein en Tenger fonteinkruid in zich verenigen en alleen door afweging van kenmerken op naam te brengen zijn.
Het is aangetroffen in ondiep, stilstaand of stromend, matig carbonaat- en voedselrijk, fosfaat- en sulfaatarm water, vooral op zandige bodem
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Pas in 1967 wordt in de Belgische flora's voor het eerst melding gemaakt van de mogelijke aanwezigheid van dit taxon binnen het floragebied (DE LANGHE et al. 1967) en sedert 1973 zijn klein en tenger fonteinkruid apart vermeld in flora (DE LANGHE et al. 1973). In de vijfde editie van de Nouvelle Flore (LAMBINON et al. 2004) wordt de taxonomische identiteit van klein en tenger fonteinkruid echter opnieuw in vraag gesteld. Klein fonteinkruid is een soort van licht zuur tot licht basisch, matig voedselrijk of door vervuiling voedselrijker, stilstaand tot zwak stromend, hard water, in combinatie met een min of meer organische, carbonaatarme modderbodem. De soort mijdt brak water en groeit vooral in sloten, beken en poelen. Ze kan ook in rivieren, kanalen en grotere plassen gevonden worden. Klein fonteinkruid zou indicatief kunnen zijn voor de aanwezigheid van kwelwater.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.