Deze soortengroep omvat soorten uit het genus Cotoneaster. Het gaat om houtige (sier) gewassen die geen worteluitlopers vormen maar eventueel wel afleggers kunnen vormen. Ze vormen opvallende vruchtjes die gegeten worden door vogels waardoor de zaden over grote afstanden verspreid kunnen worden. Zoals bijvoorbeeld de Grote boogcotoneaster en Cotoneaster hjelmqvistii.
In de duinen kunnen planten worden uitgetrokken. Dit door middel van ontwortelen met een spade of mechanisch uittrekken van zowel de stobben als oppervlakkige wortels. Idealiter wordt dit gedaan vóór de vorming van bessen, aangezien deze ook verwijderd moeten worden. Op locaties waar bodemverstoring door het beheer niet gewenst is kan men de stuiken om de 2 à drie jaar volledig terugsnoeien of minimum 1 x per jaar maaien. Dit zorgt voor een goede controle van de populaties maar zorgt niet voor bestrijding van de planten. Opvolging van de hergroei is steeds noodzakelijk. Over beheer valt nog veel meer te lezen onder het menu 'Beschrijving'.
Opties voor beheer
Er is weinig informatie over het beheer van Cotoneaster, met uitzondering van C. horizontalis. Aangezien het houtige, meerjarige planten zijn, zullen beheertechnieken voor Cotoneaster-soorten grotendeels overeenkomen met die voor andere houtige plantensoorten. De planten zijn echter over het algemeen relatief klein en kunnen specifieke eigenschappen hebben die van belang zijn voor het beheer. De variatie in groeivormen vraagt zeker om een gediversifieerde beheerbenadering. Praktische ervaring opdoen is dringend nodig.
Mechanisch en handmatig
Het opgraven of (mechanisch) uittrekken van Cotoneaster is een effectieve beheermethode (Agentschap voor Natuur en Bos 2014). In de duinen is mechanische verwijdering een goede optie omdat de bodem een relatief losse structuur heeft en de natuurlijke dynamiek vaak baat heeft bij enige bodemverstoring. Controle op hergroei is altijd noodzakelijk.
Jonge of kleine planten kunnen relatief eenvoudig met de hand, spade of hark worden ontworteld, vooral in de losse zandige duinbodems. Vanwege de verspreide verspreiding van cotoneastersoorten, vaak binnen een ecologisch waardevol duinlandschap, is dit momenteel waarschijnlijk de meest efficiënte uitroeiingstechniek met minimale nevenschade. Sommige soorten kunnen echter opnieuw uitlopen vanuit stobben en wortels, wat opvolgingsbeheer noodzakelijk maakt. Gezien de diversiteit van cotoneastersoorten is er nauwelijks ervaring met ontworteling in de duinen. Mahy & Halford
(2009) vonden dat het handmatig uittrekken van planten uit de grond buitengewoon moeilijk en ineffectief was. De rotsachtige bodems van de kalkgraslanden waar de experimenten werden uitgevoerd, zijn echter niet vergelijkbaar met de zandige duinbodems
Tijdens het ontwortelen en transporteren moet ervoor worden gezorgd dat er geen vruchten op de grond vallen, aangezien deze gemakkelijk kiemen en nieuwe groeilocaties vormen. Grote groepen cotoneastersoorten komen zelden voor en, indien wel, zijn deze vaak gemengd met andere houtige uitheemse invasieve soorten zoals Berberis aquifolia (bijvoorbeeld Plaatsduinen). In deze gevallen wordt aanbevolen om het gehele wortelsysteem mechanisch uit te graven.
Chemisch
Mahy en Halford (2009) concludeerden dat de beste beschikbare beheermethode voor C. horizontalis op kalkgrasland in de Waalse regio was om de stobben te snoeien en deze met glyfosaat (RoundUp) te behandelen. Er worden geen details over concentraties gegeven. Ook Pilkington (2011) stelt voor om herbiciden zoals glyfosaat of triclopyr aan te brengen met een onkruidstrijker of handmatige sproeier wanneer de planten actief groeien tussen het voorjaar en de herfst.
Biologisch
Er werd geen informatie gevonden over effectieve biologische uitroeiingsmaatregelen. Aangezien Cotoneastersoorten licht giftig zijn, is begrazing geen interessante beheertechniek.
Bovenstaande tekst en referenties komen volledig uit Adriaens et al., 2022
Aanvullend mechanisch en handmatig:
In droge graslanden zoals kalkgrasland is bodembeschadiging meestal niet gewenst. Men kan dan de struiken onder controle houden door deze om de twee à drie jaar bovengronds volledig terug te snoeien. Dit zorgt eveneens voor het sterk beperken van de bloei. Men kan hiervoor eveneens een maaibeheer toepassen (minstens 1 x per jaar maaien). Dit zorgt echter niet voor het verwijderen van de planten.
Het geslacht Cotoneaster (Rosaceae) komt voor in grote delen van gematigd Eurazië, met een duidelijk centrum van diversiteit in de bergen van China en de Himalaya. Dit gebied is eveneens de oorsprong van de meeste gecultiveerde en verwilderde Cotoneaster spp. in West-Europa (Dickoré & Kasparek 2010). De taxonomie van dit geslacht wordt bemoeilijkt door onderlinge hybridevorming en apomixis (aseksuele reproductie zonder bevruchting, waarbij de nakomelingen over het algemeen identiek zijn aan de moederplant). Fryer & Hylmö (2009) erkennen in hun monografie ongeveer 400 taxa, hoewel in de tuinbouw gecultiveerde taxa gemakkelijk als ‘soorten’ worden beschouwd. In de praktijk is er echter, hoewel vele soorten apomictisch zijn en weinig variëren (Fryer 1998), weinig overeenstemming over de afbakening van soorten. Een revisie door Lingdi & Brach (2003) erkende wereldwijd slechts 90 soorten, waarvan er 59 in China voorkomen. Het is echter niet vanzelfsprekend om de soortconcepten van Lingdi & Brach (2003) te gebruiken voor genaturaliseerde cotoneasters in West-Europa, aangezien deze meestal afkomstig zijn van gecultiveerde planten. Als gevolg hiervan bestaat er ook veel onenigheid onder Europese botanici. Terwijl Stace (2010) 86 taxa erkent voor de Britse eilanden, aanvaarden Dickoré & Kasparek (2010) slechts 20 soorten voor Centraal-Europa, waarvan zeven inheems zijn in Europa. Dit toont aan dat een betrouwbaar regionaal taxonomisch kader essentieel is om te beginnen met het bestuderen van verwilderde Cotoneaster spp.
De uitgebreide studie van Verloove (2013) biedt een dergelijk kader voor België. Volgens deze auteur zijn in België in het wild 30 niet inheemse Cotoneaster-taxa waargenomen. Slechts 12 soorten komen echter in aanzienlijke aantallen voor, waaronder de inheemse C. integerrimus. Deze soort groeit op kalkrijke, rotsachtige bodems en is beperkt tot Wallonië. In Nederland werden tot 2015 18 soorten en hybriden aangetroffen (Boer 2015). De invasie in kustduinen is nog beperkt in omvang. Binnen Europa lijken verschillende verwilderde cotoneasters wijdverbreid van Centraal-Europa, tot in Zuid-Scandinavië. Volgens de GBIF-database is Cotoneaster horizontalis het meest verspreid, of wordt deze het beste onderzocht. Cotoneaster horizontalis is echter niet de meest voorkomende soort langs de kust, omdat hij rotsachtige habitats verkiest.
Hoewel er een grote verscheidenheid aan groeivormen is, delen alle andere soorten die in de natuur worden aangetroffen een oorsprong als tuinontsnapping (uit particuliere tuinen of openbaar groen). Tientallen soorten worden gekweekt in tuincentra. De planten worden gewaardeerd omdat ze groenblijvend kunnen zijn, gebruikt kunnen worden als haagplant of bodembedekker, en kleurrijke bessen hebben. Ondanks deze sierwaarde laten Cotoneaster-soorten in België een relatief late uitbreiding in het wild zien. De eerste waarnemingen dateren uit de jaren 1950 (C. simonsii en anderen). De atlas van de Vlaamse flora (Van Landuyt et al. 2006) beschrijft C. dielsianus, C. horizontalis, C. rhederi, C. salicifolius en C. sternianus. Cotoneaster horizontalis als de enige met een aanzienlijk aantal waarnemingen. Sindsdien zijn veel meer soorten (>30) aanwezig in het gebied (cf. Florabank, waarnemingen.be), maar veel zijn zeldzaam met <20 waarnemingen. Dit illustreert gedeeltelijk de relatief late uitbreiding, hoewel dit beeld zeker vertekend wordt door een gebrek aan belangstelling onder botanici. In het afgelopen decennium is er echter zowel een uitbreiding van de soorten als een toename van de belangstelling onder natuurliefhebbers waargenomen, ongetwijfeld gestimuleerd door het succes van het burgerwetenschapsplatform www.waarnemingen.be(opent nieuw venster) (Vanreusel et al. 2022).
Bovenstaande tekst en referenties komen volledig uit Adriaens et al., 2022
In het kustgebied zijn volgens waarnemingen.be, inclusief gegevens van het INBO, 17 Cotoneaster-soorten waargenomen. Er komen echter waarschijnlijk slechts 7 soorten in aanzienlijke aantallen voor in de kustduinen: Cotoneaster rehderi, C. divaricatus, C. franchetii, C. simonsii, C. hjelmqvistii, C. horizontalis en C. dielsianus. Cotoneasters zijn al goed verspreid over het gehele kustduingebied. De INBO-database omvat 770 puntlocaties waar één of meer genaturaliseerde Cotoneaster-individuen zijn aangetroffen. Het totale besmette gebied wordt geschat op 0,5 ha. De meeste waarnemingen betreffen echter ‘Cotoneaster’ op geslachtsniveau. Duidelijke hotspots in overvloed en soortenaantallen komen voor ten westen van de IJzermonding: oostelijk deel van de Westhoek, Houtsaegerduinen, Noordduinen-Hoge Blekker, Schipgat-St André, westelijk deel van de Doornpanne, Witte Burg-Plaatsduinen en westelijk deel van Ter Yde.
Bovenstaande tekst en referenties komen volledig uit Adriaens et al., 2022
Cotoneaster horizontalis komt vooral voor op door de mens gecreerde habitats zoals muren, spoorwegbermen en zandwinningen. Grote populaties werden reeds gemeld in de duinen, in rotsvegetaties en kalkminnende graslanden.
De soorten uit deze soortengroep zijn populair als sierplanten. Door een hoge zaadproductie en verspreiding door vogels hebben deze soorten een grote capaciteit tot expansie. Men treft verwilderde exemplaren voornamelijk aan in urbane omgeving en wegbermen, soms ook in natuurlijke habitats. Plaatselijk kunnen deze soorten grotere bestanden vormen. Met name in de duinen vormt Cotoneaster horizontalis reeds een probleem en is momenteel sterk aan het uitbreiden. Dit zorgt ervoor dat de lichtminnende, vaak zeer zeldzame, inheemse soorten kunnen worden verdrongen. In Europa werden er ook reeds meldingen gemaakt van andere Cotoneaster soorten zoals C. dammeri, C. divaricatus, C. dielsianus, C. integrifolius and C. simonsii die soortenrijke droge granslanden evergroeien.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.