Voordrogen of zomerdrogen is het opslaan op de oogstlocatie, voor het verchippen, waarbij het hout alvast voordroogt en bladeren of naalden laat vallen (dit komt ten goede aan de calorische waarde van de houtsnippers/-chips en vermindert de hoeveelheid vervuiling van het product door bladresten). Vis (2000) noemt deze variant als meest succesvolle opslagmethode. Nadelen hierbij zijn echter de grote hoeveelheid ruimte die de stapels innemen. De ruimte voor een stockageplaats moet dus aanwezig zijn. Bovendien moet ze vergund zijn voor dit gebruik. De aanwezigheid van grote beeldbepalende stapel hout of biomassa kan verder weerstand oproepen bij recreanten. Daarnaast bestaan er risico’s voor bastkeverplagen en het nestelen/schuilen van fauna in de stapels, wat de verwerking kan vertragen. In het algemeen kan het dood hout gekoloniseerd worden door een specifieke fauna en flora. Omdat de exploitatieresten vaak pas een hele tijd na de kapping van de bomen worden geruimd, kunnen ze fungeren als ecologische vallen als ze worden verwerkt en afgevoerd. Om dit te vermijden, worden de exploitatieresten best in hetzelfde winterhalfjaar verwijderd als de stammen. Het droogproces is gedurende de eerste maanden het grootste, zodat na deze tijd het vochtgehalte in de biomassa al voor een groot deel is gedaald. De maximale droging bekomt men bij 3 à 4 maanden stockeren. Enkele loofhoutsoorten moeten overigens vers versnipperd worden, omdat ze anders te taai worden om goed te kunnen verwerken (Eik, Iep).
Verschillende factoren beïnvloeden het proces van voordrogen:
- Het droogproces verloopt sneller bij stapels met onverzaagde takken en toppen, dan bij verzaagde kronen. Dit komt door de betere luchtcirculatie;
- Tot op een stapelhoogte van 1 m verloopt het droogproces niet optimaal. Hoger is het droogproces wel optimaal;
- Het tijdstip van vellen en stapelen heeft een invloed op het droogproces (snelste droging in de zomermaanden (mei-augustus); slechtste droging in de wintermaanden; intermediair in maart-april en september);
- Het kan gunstig zijn om tak- en tophout dat in de winter geoogst werd ter plaatse te laten drogen, zo kunnen er in de lente geen fytosanitaire problemen opduiken, zoals aantasting door schimmels, boktorren en andere houtkevers...;
- Indien gehele bomen worden geoogst dan kunnen deze het beste over langere tijd in het bestand blijven liggen om voor te drogen. Dit houdt minder extra handelingen (en kosten) in. Het chippen dient pas plaats te vinden indien de bladeren en naalden bruin zijn geworden en afgevallen;
- Het afdekken van de stapel met semipermeabele folie zorgt voor een uniformere droging, maar is niet noodzakelijk;
- Afhankelijk van de houtsoort, begint het takmateriaal mogelijk na enkele maanden al te verteren. Onder slechte droogomstandigheden verloopt het droogproces zeer traag, hierdoor kan het vochtgehalte niet tijdig onder een rottingsgevoelig niveau gebracht worden;
- Stapels tak- en tophout laten een hoge biologische afbraak zien indien ze niet voldoende drogen. Goed bovenaan afgedekte stapels die in de wind liggen kunnen in 6 maanden worden gedroogd tot een vochtgehalte van 40%;
- Loofhout vertoont een snellere vrijgave van water dan naaldhout. Bij naaldhout zet de verdamping echter langer door;
- Het vochtgehalte verschilt naargelang de boomsoort en het tijdstip in het jaar;
- Het hout is harder geworden door het droogproces, dit geeft een hogere slijtage van de messen en meer stof;
- Nattere standplaatsen zorgen voor een hoger vochtgehalte in het hout, dan droge standplaatsen;
- Voldoende droog hout zal geen noemenswaardig hoger vochtgehalte krijgen bij neerslag, ook niet indien het niet afgedekt werd;
- ...