Oogstbare houtige vegetaties

Onderstaande lijst geeft een opsomming van oogstbare houtige vegetaties en componenten uit bos-, natuur- en landschapsbeheer die mogelijk voor energietoepassingen verwerkt kunnen worden. Vanuit het oogpunt van cascadering en het optimaal gebruik van grondstoffen kan er uiteraard nog altijd voor een andere, hoogwaardigere toepassing gekozen worden:
stapelplaats
  • ...
  • Houtige biomassa uit vroege dunningen: hout dat vrijkomt bij een eerste dunning in jonge bosbestanden of bij het verwijderen van ongewenste jonge bomen in bosverband (zuivering). Hierbij hoort ook het hout dat vrijkomt bij het aanleggen van uitrij- en uitsleeppistes om de exploitatie te vergemakkelijken. Meestal zijn het dunne tot zeer dunne boompjes met een diameter op borsthoogte van maximaal 20 cm;
  • Tak- en kroonhout: het tak- en tophout dat vrijkomt bij het uitvoeren van een dunning of kapping en dat indien het verzameld wordt, verwerkt kan worden tot houtige biomassa. Het hoofddoel van de dunning of kapping is in dit geval echter de productie van kwaliteitshout;
  • Spilhout/stamhout: zal in de praktijk niet geoogst worden voor verwerking als biomassa als andere, hoogwaardigere toepassingen mogelijk zijn (werkhout, industriehout);
  • Houtige biomassa uit hakhoutbeheer: Hieronder valt het hout dat vrijkomt bij het periodiek afzetten van hakhoutstoven, met een omlooptijd van 6 tot 30 jaar. Op de stoof groeien meerdere stammen die meestal beperkte diameters hebben;
  • Houtige biomassa uit beheer van kleine landschapselementen (KLE): kleine landschapselementen zoals (knot)bomenrijen, houtkanten, hagen, of hoogstamboomgaarden leveren houtige biomassa. Dergelijke landschapselementen vereisen immers een hakhoutbeheer, knotbeheer of vorm(snoei) voor hun instandhouding. Het energetisch valoriseren van biomassa uit kleine landschapselementen kan een stimulans betekenen voor het aanhouden of het invoeren van een duurzaam ecologisch beheer en dus voor het behoud en de ontwikkeling van dergelijke landschapselementen;
  • Houtige biomassa uit natuurbeheer (heidebeheer): Hout dat vrijkomt bij het verwijderen van houtige opslag op bestaande heideterreinen (of andere types natuur). Het gaat hier in hoofdzaak om sterk vertakte vliegdennen, kleine berken en struiken. Sporadisch kunnen hiertoe ook kleine groepen of solitaire exemplaren van andere soorten behoren. Indien de opslag periodiek verwijderd wordt, zal het aantal bomen en struiken dat nog tot ontwikkeling komt, verminderen en zullen ze trager groeien. Dit komt omdat de zaadbank kleiner wordt en de bodem minder voedingsstoffen bevat;
  • Houtige biomassa uit bosrandbeheer: De bosrand is de overgang tussen open terrein en het eigenlijke bos. Ze bestaat uit een zoom (ruigte), een mantel met struikachtige begroeiingen en randbomen. De randbomen zijn vaak zeer takkig en de takken staan vrij laag op de boomstam. De randbomen groeien vaak schuin naar buiten toe. De mantel bestaat uit diverse struiksoorten die elk een eigen groeivorm en –snelheid hebben. De bomen vertonen door de concurrentie om zonlicht een afwijkende groeivorm. Het hout wordt gekenmerkt door een takkige, asymmetrische en soms zelfs gedrongen groei. De stam is meestal gebogen en grillig van vorm en daardoor niet geschikt voor kwaliteitsvolle toepassingen;
  • Houtige biomassa uit brandpreventie: Hout dat vrijkomt bij het verwijderen van houtige opslag in brandwegen en brandgangen, en het verwijderen van brandbaar materiaal (strooiselophoping, kruinhout…) in een strook van 10-20 m rond picknick- en parkeerplaatsen en langs drukbezochte wandelpaden;
  • Stobben: ook wel boomstronk genoemd. Dit is wat rest van de afgezaagde stam van een boom, ontstaan na het kappen;
  • Strooisel: De strooisellaag is dat deel van de bodem waar bladeren en naalden nog herkenbaar te vinden zijn in de bodem. In de strooisellaag zijn de verteringsprocessen gaande van organisch materiaal;
  • Kwalitatief laag hout door rot of verkleuring: Dit is hout dat door natuurlijke invloeden zoals aantasting door insecten, schimmels, storm… of kunstmatige ingrepen zoals foute snoeiwijze, bodemverdichting… zodanig aangetast is of verkleurd dat het niet meer geschikt is voor kwaliteitsvolle toepassingen. Hiertoe kan ook hout behoren dat te lang onder ongunstige omstandigheden buiten opgestapeld heeft gelegen, al dan niet met de bedoeling om het te laten drogen;