Bewaren van plantenmateriaal door verzuring
Inkuilen is een bewaartechniek welke op grote schaal wordt toegepast voor veevoeder. Maar in het kader van het project GrasGoed lukt dit ook prima voor natuurmaaisel dat niet geschikt is als veevoeder. Het gras kan zo meer dan een jaar bewaard worden vooraleer het industrieel verwerkt wordt. Op deze manier kan ook buiten het groeiseizoen continu materiaal aangebracht worden voor grasraffinage. Wat nu volgt zijn ervaringen uit het project GrasGoed, welke niet mogen veralgemeend worden naar gras met veevoederkwaliteit dat men als zodanig optimaal wil bewaren.
In afwezigheid van zuurstofgas worden suikers uit plantenmateriaal omgezet in melkzuur door melkzuurbacteriën. Dergelijke bacteriën zorgen ook voor de bereiding van yoghurt, zuurkool en zuurdesembrood. We moeten het grasmaaisel dus afsluiten van de lucht, bv. met stevige plastic en zo een “kuil” realiseren. Het aanmaken van zo’n kuil wordt “inkuilen” genoemden. Als we het “kuilgras” er weer uithalen spreken we van “uitkuilen”. “Silogras” is een synoniem van kuilgras, dat dan in een “silo” steekt.
De melkzuurbacteriën maken het materiaal zuurder : ze brengen pH omlaag van bv. pH 6 naar ongeveer pH 4. Dan stopt het proces vanzelf en bekomen we voor langere tijd een stabiel, bewaarbaar product, tenminste zolang geen zuurstof door de verpakking raakt. Dit inkuilingsproces neemt gewoonlijk 6 weken in beslag, maar het kan zich ook op enkele dagen doorzetten.
Een kuil bestaat gewoonlijk uit een hoop gras die van alle zijden afgesloten moet worden van de lucht (met zuurstof erin) en ook in de kuil zelf moet zo weinig mogelijk lucht achterblijven. Daarom wordt gewoonlijk met voertuigen over het maaisel gereden om het hard aan te drukken. Het woord kuil is afgeleid van de vroegere gewoonte om bv. groenten te bewaren in een put in de grond. Maar nu worden kuilen gewoonlijk bovengronds aangelegd, vaak ook tussen twee muurtjes om het maaisel hoger te kunnen stapelen.
Uitgekuild gras heeft een specifieke geur die door mensen als onaangenaam ervaren kan worden. Wanneer naast melkzuur ook het verwante boterzuur gevormd wordt, spreken we echter wel van een uitgesproken stank. Veel boterzuur komt er bv. omdat er teveel grond meegenomen is in het maaisel. Dit kan gebeuren als de maaimachine in de grond raakt of als er molshopen worden meegemaaid. Veel boterzuur is zeker te vermijden, maar voor industriële toepassingen is het niet altijd onoverkomelijk.
Vroeger werd maaisel vooral bewaard als droog hooi, maar daarvoor moet het gras langer drogen op het terrein, wat door een regenbui kan mislopen. Om in te kuilen blijkt een droogperiode van 1 à 2 dagen voldoende. Het gehalte aan droge stof mag niet lager zijn dan 35 à 40 % of met andere woorden het gras mag niet te nat zijn om het goed te laten inkuilen. In de praktijk werden hiermee echter geen problemen ondervonden bij het inkuilen van maaisel beneden voederkwaliteit. In de landbouw wordt kuilgras voor veevoeder nu vaak bewaard in balen die dan als “voordroog” worden benoemd.