De Doornappel is een middelhoge, vrijwel onbehaarde, zeer giftige zomerbloeier met grote, witte bloemen en eironde, grof getande bladeren. De plant verspreidt 's nachts een zoete geur en heeft eivormige vruchten met stekels die met vier kleppen opengaan. Doornappel komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en is nu een kosmopoliet van gematigde en warme streken. De plant groeit op zonnige, voedselrijke plaatsen, vaak op omgewerkte en zandige grond.
Het oorspronkelijke areaal van doornappel is niet met zekerheid bekend. Tegenwoordig komt de soort wijdverspreíd voor binnen de gematigde en subtropische klimaatzones. ln heel België komt ze verspreid voor. ln Vlaanderen is doornappel al zeer lang aanwezig, ze is reeds aangetroffen in archeologische opgravingen uit de late Middeleeuwen.
Doornappel is vrij algemeen in Vlaanderen en het aantal vindplaatsen is sterk toegenomen tijdens de laatste karteríngsronde. De soort komt verspreid over heel Vlaanderen voor, maar is het talrijkst ín sterk verstedelijkte gebieden zoals Gent en Antwerpen, maar ook in de Duinen.
De Doornappel is een meestal middelhoge, vrijwel onbehaarde, bedwelmend riekende en zeer giftige, eenjarige zomerbloeier. Kieming vindt plaats tegen de zomer. Het grootste deel van de plant bestaat uit een omvangrijk gevorkt bijscherm. De bladeren zijn eirond, spits, met grof en ongelijk bochtig getande rand. De grote bloemen staan rechtop op korte stelen in de gaffels en aan de top van de zijtakken. Ze bloeien van de late namiddag tot de volgende ochtend en verspreiden vooral 's nachts een zoete geur. Ze hebben een bleekgroene, vrijwel buisvormige, vijfzijdig geplooide kelk en een trechtervormige, eveneens geplooide, witte kroon, die tot een decimeter lang kan worden en driehoekige, lang toegespitste slippen heeft. De meeldraden staan binnen de omhulling van de kroonbuis. In vijf 'honingputten' in de plooien van de kroon, van elkaar gescheiden door de helmdraden, wordt nectar afgescheiden. Daarop en ook op het stuifmeel komen allerlei insecten af. Meestal heeft echter al vóór het opengaan van de bloem zelfbestuiving plaatsgevonden! Na de bloei scheurt de kelk overdwars even boven de voet, en het grootste deel ervan valt met de kroon af. De vrucht lijkt wat op die van de Paardekastanje (Aesculus hippocastanum): het is een eivormige, meestal dicht met forse stekels bezette doosvrucht, die met vier kleppen opengaat. Het onderste strookje van de kelk blijft als een teruggeklapte rand onder de vrucht zitten. De grote, platte zaden worden door harde wind uit de vruchten geschud; voor zijn verspreiding is dit gewas echter sterk van de mens afhankelijk.
Het oorspronkelijke areaal van de Doornappel moet vrijwel zeker worden gezocht in Noord-Amerika (van Mexico tot Zuidoost-Canada). De wijdverbreide opvatting dat hij uit Zuidwest-Azië zou stammen, gaat wel terug op een oude verwarring met de Indiase Datura metel. In 1577 werd de Doornappel vanuit Mexico in Spanje ingevoerd, waarna hij spoedig in botanische tuinen in tal van Europese landen verscheen. Vandaaruit begon hij in de 17de eeuw te verwilderen. In ons land en omringende streken begon de inburgering aan het begin van de 18de eeuw. Tegenwoordig is Doornappel een kosmopoliet van de gematigde en warmere streken. Plaatselijk vrij algemeen is deze plant in de Hollandse duinstreek en op de zandgronden in het midden van het land. Elders is Doornappel zeldzaam en dikwijls onbestendig; in het noorden komt hij sporadisch voor. Verder wordt hij wel gekweekt, onder meer voor droogboeketten. Als siergewas en adventief plant is soms een sterk paars aangelopen vorm met licht paarsblauwe bloemkroon te vinden (var. tatula). Doornappelzaden werden vroeger wel voor farmaceutische doeleinden ingezameld; kinderen kregen bij het zaden zoeken alleen al van het contact met de plant verwijde pupillen (vergelijk Wolfskers)!
Doornappel is een plant van open, zonnige, droge plaatsen op voedselrijke, veelal omgewerkte, losse en meestal zandige grond. In de duinen groeit hij bijvoorbeeld in bermen waar organisch materiaal met het zand is vermengd. In het binnenland staat hij eveneens in omgewerkte, zandige bermen en verder op hakvruchtakkers, zand- en grindstrandjes langs rivieren, stortterreinen, puin- en afvalhopen en dergelijke. Ondanks het ontbreken van beharing blijkt de plant goed tegen hitte en droogte bestand. Uit het soms talrijk optreden van Doornappel op pas blootgelegde grond - bijvoorbeeld na het slopen van gebouwen - valt af te leiden dat het zaad in de bodem tientallen jaren kiemkrachtig kan blijven.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Doornappel groeit op kale grond, op droge tot vochtige, zeer voedselrijke standplaatsen. Het is een eenjarige soort die vaak opduikt op braakliggende terreinen, ín net vergraven wegbermen en in hakvruchtakkers.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.