De Gekroesde melkdistel is een middelhoge en vrij sterk vertakte zomer- en herfstbloeier. De bladeren zijn langwerpig-eirond met lang-driehoekige tanden, waarop veelal forsere stekels zitten dan bij Gewone melkdistel. De hoofdjes dragen citroengele lintbloemen. De nootjes zijn bij rijpheid strobruin met smalle lengteribben zonder dwarsricheltjes en de tandjes van de pappusharen zijn teruggericht. Gekroesde melkdistel komt voor in ruige grasvegetaties.
Net als deze laatste van Euraziatische herkomst, heeft de soort in de voorbije eeuwen een zeer uitgestrekt secundair areaal opgebouwd, onder meer in Noord- en Zuid-Amerika, Centraal- en Zuid-Afrika en Australië. In Azië is gekroesde melkdistel minder algemeen verspreid dan gewone melkdistel. Het Europese areaal is bijna een kopie van het areaal van gewone melkdistel: de plant ontbreekt alleen in het noorden en in delen van het mediterrane gebied. In Wallonië is de soort alleen iets minder algemeen in de Ardennen.
In oudere Belgische flora's wordt gekroesde melkdistel iets minder algemeen genoemd dan de zeer algemeen verspreide gewone melkdistel, maar van dat verschil is vandaag weinig of niets meer te merken. Gekroesde melkdistel is in Vlaanderen uiterst algemeen. Alleen in de Kempen is de soort iets minder alomtegenwoordig.
De Gekroesde melkdistel, vroeger Brosse melkdistel en daarvoor misleidenderwijze Ruwe melkdistel genoemd, is een meestal middelhoge en vrij sterk vertakte, niet of alleen in de bloeiwijze behaarde, eenjarige zomer- en herfstbloeier. De bladeren zijn langwerpig-eirond, van boven glanzend en vrij donker groen, aan de rand vaak wat gekroesd, met lang-driehoekige tanden, waarop veelal forsere stekels zitten dan bij Gewone melkdistel. Vaak is het blad ongedeeld, maar ook planten met gespleten tot gedeelde bladeren komen dikwijls voor. De diep hartvormige bladvoet is gekromd en de helften vouwen zich min of meer tegen de stengel, maar minder sterk dan de bladoortjes van Akkermelkdistel. De hoofdjes zijn één tot twee centimeter in middellijn; ze hebben een meestal onbehaard, soms zwak beklierd omwindsel en citroengele lintbloemen (de buitenste van onder dikwijls iets rood aangelopen). De nootjes zijn bij rijpheid strobruin en minder dan drie millimeter lang. Ze zijn sterker afgeplat dan bij de overige inheemse Melkdistels en vertonen vleugelrandjes. De lengteribben op de nootjes zijn smal, zonder dwarsricheltjes, maar met minuscule, terugwijzende knobbeltjes. Ook de tandjes van de pappusharen zijn teruggericht. De laatstgenoemde twee eigenschappen vormen betrouwbare verschilkenmerken ten opzichte van de Gewone melkdistel, die soms moeilijk van de Gekroesde te onderscheiden is, maar om de richting van.de knobbeltjes en tandjes vast te stellen heeft men tenminste een sterke loep of binoculair nodig.
De Gekroesde melkdistel is tegenwoordig een kosmopoliet van gematigde en tropische gebieden. In vrijwel heel Nederland komt zij algemeen voor.
Gekroesde melkdistel komt in oecologisch opzicht zozeer overeen met Gewone melkdistel, dat in hoofdzaak kan worden volstaan met een verwijzing naar deze soort. Soms krijgt men de indruk dat Gekroesde melkdistel meer op zware klei voorkomt dan Gewone melkdistel, maar dit is niet meer dan een impressie. Zij lijkt zich gemakkelijker in ruige grasvegetaties te nestelen, bijvoorbeeld tussen Glanshaver (Arrhenatherum elatius). Aan de kust kan Gekroesde melkdistel af en toe op soortgelijke plekken verschijnen als Akkermelkdistel, een soort waarmee ze bij forse ontwikkeling soms vrij grote gelijkenis vertoont. Ook deze twee Melkdistelsoorten zijn niet op standplaats te onderscheiden, het nagaan van andere kenmerken blijft noodzakelijk!
In de Nederlandse flora zijn weinig soortenparen te vinden met zo'n sterke overeenkomst in standplaats als Gekroesde en Gewone melkdistel. Toch zijn het scherp gescheiden soorten, hoe lastig de herkenning op het eerste gezicht soms ook moge zijn. Bastaarden tussen beide worden hoogst zelden gevormd, en blijken dan onvruchtbaar.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
De doorgaans eenjarige gekroesde melkdistel heeft een ecologie die sterk gelijkt op die van gewone melkdistel, waarmee de soort trouwens zeer frequent samen voorkomt. Ze is vooral te vinden in hakvruchtakkers en moestuinen op allerlei niet te droge bodems, maar ook in uiteenlopende andere milieus met een grote dynamiek en grondverzet, zoals opgeworpen hopen teelaarde en recent aangelegde of verstoorde wegbermen. Gekroesde melkdistel is daarnaast ook frequent aanwezig in de beginstadia van ruderale begroeiingen in het stedelijke milieu. De historiek van de mondiale verspreiding van gekroesde melkdistel vertoont een treffende gelijkenis met die van gewone melkdistel.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.