Bouwen aan groenexpertise

Liggende ganzerik

Potentilla supina

Hoogte plant

Minimaal:
5cm
Maximaal
45cm

Licht

Min:
lichte schaduw
Max:
licht

Voedsel

Min:
zeer voedselrijk
Max:
zeer voedselrijk

Bloeiperiode

Vanaf:
juni
Tot:
september

Vocht

Min:
nat
Max:
nat

Bloemkleur

geel

Bestuiving

insektenbestuiving
Areaal:

Het areaal van liggende ganzerik ligt in de gematigde klimaatzones van Europa en Azië, van Midden-Europa tot China. Van origine zou de soort nochtans uit de Pontische regio (in het zuidoosten) afkomstig zijn (HEGI 1922). In Noord-, West-, Zuid- en Zuidwest- Europa is ze zeldzaam. In Wallonië zijn er geen waarnemingen van deze soort na 1979 (SAINTENOY-SIMON 1999).

Verspreiding in Vlaanderen:

In Vlaanderen is liggende ganzerik een uiterst zeldzame en bedreigde soort. Ze werd pas in 1865 voor het eerst waargenomen. Er werden toen in Limburg bijna gelijktijdig twee vindplaatsen ontdekt: één in Stokrooie (drooggelegde vijvers, vochtige zandige akkers) en een andere langs de Spalbeek (vochtige zandige akkers, oevers). Ook in het Leuvense (Wijgmaal) werden een kleine twintig jaar later talrijke exemplaren gevonden op vochtige akkers. De vindplaatsen rond Stokrooie hielden minstens een halve eeuw stand. Ook in enkele nabijgelegen uurhokken werden later nieuwe vindplaatsen ontdekt (bv. in Kuringen en Zonhoven), waarvan er één waarschijnlijk nog steeds standhoudt. Van de andere recente vindplaatsen uit de laatste karteringsperiode is die uit Aalst de oudste. Ze gaat al minstens terug tot 1943, niettegenstaande de standplaats ondertussen drastisch werd gewijzigd: het terrein werd zowat vijftig jaar geleden opgehoogd met een cocktail van vliegas, puin en afvalgrond. De soort houdt er desalniettemin bijzonder goed stand. Op de andere vindplaatsen (beekoevers, opgespoten gronden, vergraven en met puin bedekte gronden) werd deze ganzerik recentelijk niet meer waargenomen. Het lijkt erop dat de meeste vondsten uit de tweede karteerperiode efemere waarnemingen waren.

Legende: vierkant 1939-1971, stip 1972-2004:
Verspreidingskaart
Kiemperiode:
vanaf Herfst
Gebruik:
geen nuttig gebruik
Levensvorm:
therofyt
Geslachtsverdeling:
tweeslachtig
Vruchttype:
eenzadige dopvrucht of noot
Vruchtkleur:
onopvallend
Verbreidingswijze:
regenwater
dieren (inwendig)
mieren
wind
Indigeniteit:
inheems
Herkomst:
oorspronkelijk inheems
Grime-competitiewaarde:
0.00
Grime-stresswaarde:
0.00
Grime-ruderaliteitswaarde:
0.00
Ellenberg licht:
half-lichtplanten
Ellenberg vocht:
indicator van vochtige tot natte standplaatsen, maar ook bestand tegen overstromingen
Ellenberg pH:
tussen matige zuurindicator en zwakke zuurindicator
Ellenberg voedselrijkdom:
stikstofrijke bodems
Ecologische amplitude:
smalle amplitude
Gebondenheid aan grondwater:
vochtige freatofyt (obl.)

Liggende ganzerik is een pionier van vochtig tot natte of zelfs tijdelijk overstroomde, voedselrijke gronden met een zandige tot kleiige samenstelling. In Vlaanderen betreft het akkers, met slib of vliegas opgespoten terreinen, drooggevallen oevers en slibstrandjes, (tijdelijk) drooggelegde vijvers, slecht afgedekte puinstorten enz. In gunstige omstandigheden kan de soort snel grote populaties opbouwen, bijvoorbeeld na een nat voorjaar, gevolgd door een droge zomer (bv. op opgehoogde, dichtgeslagen en tijdelijk met plassen bedekte grond). Nadien wordt deze pionier weggeconcurreerd door grassen en ruigtesoorten, en stort de populatie in elkaar. In Nederland wordt deze ganzerik – in gunstige jaren met een warme zomer en een lage rivierwaterstand – vooral opgemerkt op blootgewoelde zandige rivieroevers of op jonge ingepolderde bodems (IJsselmeerpolders; ADEMA 1985). LAWALRÉE 1959 veronderstelt dat liggende ganzerik verspreid wordt door watervogels.

Habitatrichtlijn 2:
Nee
Habitatrichtlijn 4:
Nee
Beschermd:
Nee
Rode lijst:
bedreigd
Zeldzaamheid KFK-klasse:
1-17 kwartierhokken
Invasieve exoot:
Nee
In samenwerking met:
Auteur atlasteksten:
Paul Van den Bremt

Cursussen bij Inverde

Boeken