De Witte engbloem is een middelhoge plant die in de voorzomer bloeit. Ze heeft rechtopstaande stengels die ontspringen uit een korte wortelstok met stevige wortels. De driehoekige, toegespitste bladeren staan tegenover elkaar en hebben geen steunblaadjes. De plant is bedekt met kromme haren, vooral op de stengel en bladeren. De witte, stervormige bloemen hebben een losse kelk en een bijkroon die de vruchtbeginsels omhult. De Witte engbloem groeit op droge, zonnige of licht beschaduwde krijt- en rolsteenhellingen, vaak in open begroeiing met struikgewas.
Witte engbloem komt voor in de mediterrane en gematigde zones van Europa. Oostwaarts strekt het areaal zich uit tot de Kaukasus en de Oeral. In Europa mijdt ze de Atlantische en noordelijke regio’s. De noordgrens van het aaneengesloten areaal loopt ongeveer door België. Verder noordwaarts zijn er slechts geïsoleerde populaties. In België is witte engbloem vrijwel beperkt tot Wallonië, waar ze vrij algemeen is in het Maasdistrict.
In Vlaanderen is witte engbloem uiterst zeldzaam. Na 1972 is ze op slechts twee locaties aangetroffen: op de Sint-Pietersberg en in de Voerstreek. Op de eerstgenoemde locatie was de soort ook al tijdens de eerste karteerronde gevonden.
De Witte engbloem is een middelhoge tot hoge voorzomerbloeier met rechtopstaande of zelden iets windende stengels, die ontspringen aan een korte wortelstok met een dichte bundel van lange, stevige wortels. De driehoekig-eironde, toegespitste, gaafrandige, aan de voet soms hartvormige, kort gesteelde bladeren staan kruisgewijs tegenover elkaar en hebben geen steunblaadjes. De plant is bezet met kromme haren, die op de stengel één rij vormen; aan de bladeren staan ze op de steel, aan de rand en op de onderkant van de nerven. In de bovenste helft van de stengel staan in een spiraal de bijschermen, één per bladpaar; de steel van zo'n bijscherm ontspringt vlak naast een van de bladoksels. De vrij kleine, vijftallige, regelmatige, tweeslachtige bloemen hebben een losbladige kelk en een witte, stervormige, diep gedeelde kroon. De vijf meeldraden wisselen af met de kroonslippen; ze zijn aan de voet verbreed en tot een soort bijkroon vergroeid. De bijkroon omhult twee bovenstandige, aan de voet met elkaar vergroeide vruchtbeginsels. Deze hebben elk een eigen stijl, maar beide stijlen zijn aan de top in een gezamenlijke, vijflobbige stempelknop verenigd. Iedere meeldraad heeft twee helmhokjes, en die zijn elk verbonden met een helmhokje van een naburige meeldraad. De verbinding wordt gevormd door een 'klemmetje', dat aan de zijkant van de stempelknop hangt. Nectar wordt afgezonderd tussen vruchtbeginsels en bijkroon. Vliegen die nectar proberen op te zuigen, krijgen een van de klemmetjes op hun snuit en moeten zich dan zien los te rukken. Lukt dat, dan nemen ze de twee helmhokjes mee; deze draaien zich om, zodat ze bij bezoek aan een volgende bloem met de goede kant op de stempel terechtkomen. Per bloem ontwikkelen zich twee lang-buisvormige kokervruchten, die uiteenwijken als een zwaluwstaart (vandaar de soortaanduiding hirundinaria). De zaden die hieruit vrijkomen, zijn voorzien van een haarkuif en worden door de wind verspreid, maar vaak is de zaadzetting in onze streken slecht. Wegens braak wekkende eigenschappen was engbloemwortel vroeger in gebruik als 'tegengif' (= Vincetoxicum Witte engbloem komt voor vanaf Zuid-Zweden, Noord-Spanje en het Atlasgebied oostwaarts tot in Centraal-Azië. Aan de noordwestrand van dit areaal bereikt(e) zij nog juist Zuid-Limburg, waar zij op de wanden van het Maasdal bezuiden Maastricht voorkwam, maar nu vermoedelijk is verdwenen. Enkele malen is zij verder noordwaarts in ons land aangetroffen. Witte engbloem is een zoomplant van droge, zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op steile, stenige krijt- en rolsteenhellingen. Vaak staat zij in een niet-gesloten begroeiing met verspreid struikgewas. Een recente vindplaats tussen losse stenen hoog op een beschoeiing langs de Waal doet denken aan meer natuurlijke groeiplaatsen op de wanden van het Duitse Rijndal.
Als galvormers leven in engbloemvruchten de larven van de Engbloemboorvlieg (Euphranta connexa) en de galmug Contarinia asclepiadis. De eerste doet paarsachtige, de tweede bleke gezwellen ontstaan. Of beide insecten nog tot de Nederlandse fauna behoren, is even onzeker geworden als het voorkomen van Witte engbloem in Zuid-Limburg; wellicht leven ze nog op onbereikbaar steile kanten van de Sint-Pieters berg.
Op enkele plaatsen in de Zuid-Hollandse duinen is de Zwarte engbloem (Vincetôxicum nigrum) ingeburgerd, een slingerplant uit het Middellandse-Zeegebied met donkerpurperen bloemen, die vermoedelijk met fazantenvoer is ingevoerd. Ze heeft zich gevestigd aan de rand van duinstruweel en zich vegetatief nogal uitgebreid. Of zij zich ook door zaad vermeerdert, moet nog worden nagegaan.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Witte engbloem is een soort van zomen, kapvlakten en struwelen op vochtige tot droge, voedselarme, kalkrijke bodems. Ze groeit vooral op zuidgerichte kalkhellingen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.