De Zomerfijnstraal of Madelieffijnstraal is een middelhoge, verspreid behaarde zomerbloeier. De onderste bladeren zijn ovaal met een grof en onregelmatig gezaagde rand en een vrij lange, gevleugelde steel. De talrijke hoofdjes bestaan uit witte, dicht opeenzittende straalbloemen en gele buisbloemen. Deze soort treedt op als pionier in verschillende omstandigheden, voornamelijk op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op voedselrijke, vaak verstoorde, vochthoudende zand-, leem- en kleibodem.
In Vlaanderen is zomerfijnstraal een zeldzame soort. die vooral aangetroffen wordt rond enkele grote steden, voornamelijk Antwerpen en Brussel. Wellicht komt de plant tegenwoordig iets vaker voor dan de verspreidingskaart weergeeft. Bovendien lijkt ze in opmars. Revisie van herbariumcollecties leert dat ze vaak verward wordt met smalle aster. Ook in Wallonië is zomerfijnstraal tegenwoordig een vrij gewone verschijning.
Zomerfijnstraal wordt hier in ruime zin beschouwd. Onlangs is gebleken dat het onderscheid tussen zomerfijnstraal (subsp. annuus) en madelíeffijnstraal (subsp. septentrionalis) in Vlaanderen geleidelijk verdwenen is, wellicht door introgressíe. Typische planten van de beide taxa kunnen nog altijd worden gevonden, maar planten met intermediaire kenmerken nemen steeds meer de bovenhand.
De Zomerfijnstraal of Madelieffijnstraal is een middelhoge, verspreid behaarde, vaak diep wortelende, alleen in de bovenste helft vertakte, een- of tweejarige of soms overblijvende zomerbloeier. De onderste bladeren zijn min of meer ovaal met een grof en onregelmatig gezaagde of getande rand en een vrij lange, gevleugelde steel. Tijdens de bloei zijn deze bladeren veelal verdord. Hogerop zijn de bladeren smaller, minder ingesneden en korter gesteeld tot zittend. De talrijke, ongeveer twee centimeter brede hoofdjes zijn in een vrij losse, min of meer tuilvormige bloeiwijze gerangschikt. Voor de bloei hangen de hoofdjes. De zeer talrijke, dicht opeenzittende, witte of bleek lila straalbloemen zijn tot één millimeter breed. De nootjes die uit deze straalbloemen voortkomen, hebben als pappus geen haren maar een kroontje van schubben. Uit de buisbloemen groeien nootjes met een dubbele pappus: een haarkrans, omringd door een kroontje van schubben, zoals ook bij het geslacht Pulicaria voorkomt. Bij Zomerfijnstraal schijnt vaak vruchtzetting zonder bevruchting (apomixis) voor te komen, maar of dit in onze streken regel is, moet nog worden onderzocht.
De Zomerfijnstraal is een zeer vormenrijke soort (vooral wat de beharing betreft). Haar stamland ligt in Noord-Amerika. Als sierplant is zij in andere werelddelen ingevoerd, waarna zij verwilderde en in tal van streken inburgerde, in Midden-Europa sinds de 18de eeuw. In Nederland is zij vermoedelijk in eerste instantie door de grote rivieren vanuit Midden-Europa ingevoerd. Buiten het rivierengebied verscheen de Zomerfijnstraal hier en daar als verwilderde sierplant of als adventiefplant. Lang niet overal wist zij zich blijvend te vestigen. Tegenwoordig staat zij het meest langs Rijn en Waal, verder in Zuid-Limburg, Twente en op verspreide plaatsen elders, maar tot op heden is deze plant in Nederland zeldzaam gebleven.
Zomerfijnstraal treedt op als pionier in nogal uiteenlopende omstandigheden. Zij groeit op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op voedselrijke, vaak verstoorde, vochthoudende, soms zelfs vrij drassige zand-, leem- en kleibodem. Dikwijls staat zij op grond die met grind bedekt of met stenig materiaal gemengd is. Veelal is haar voorkomen vrij onbestendig, maar zij maakt wel de indruk nieuwe groeiplaatsen op eigen kracht te bereiken: Zomerfijnstraal is veeleer een zwervende neofiet dan een adventiefplant. Op taluds van spoordijken en kanalen kan zij echter jaren achtereen in aanzienlijk aantal optreden. Verder staat zij samen met andere neofytische Composieten, zoals Asters en Guldenroeden, in oeverruigten langs de grote rivieren. Af en toe verschijnt zij in kalk- en leemgroeven, in jonge bosaanplantingen, op begraafplaatsen en ook wel eens (spontaan!) bij de aanleg van heemparken. Verder is zij aangetroffen in open wegbermen, op stortterreinen, op aangevoerde grond en in de vorige eeuw ook op oude muren.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Zomerfijnstraal is een typische soort van ruige, voedselrijke, vaak iets vochtige terreinen, niet zelden binnen het stedelijke gebied lweg- en spoorwegbermen, kanaaltaluds, enz.). Af en toe wordt ze ook aangetroffen op droge spoorwegterreinen. Zomerfijnstraal komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika van waaruit de soort als sierplant in Europa werd ingevoerd. Al in de negentiende eeuw begon zomerfijnstraal te verwilderen en ondertussen komt ze in grote delen van Europa voor.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.