Zwarte nachtschade is een lage tot middelhoge, rechtopstaande zomer- en herfstbloeier met eirond tot ruitvormig blad. De witte bloemen zitten in schichten en zelfbestuiving komt vaak voor. De plant produceert groene bessen die zwart worden bij rijpheid. Ondanks haar reputatie als gifplant wordt Zwarte nachtschade in sommige landen als bladgroente of voor rijp fruit gebruikt.
Wereldwijd behoort zwarte nachtschade, oorspronkelijk een soort van de Oude Wereld, tot de sterkst verbreide onkruiden, zowel in de gematigde als in warmere klimaatgebieden. In Europa ontbreekt ze alleen – of is ze althans zeldzaam – in het noorden, in een brede band die loopt van Ierland en Schotland tot het grootste gedeelte van Scandinavië en Noord-Rusland. In België verdeelt de lijn van Samber en Maas het grondgebied in twee erg verschillende delen. Ten zuiden van die lijn is zwarte nachtschade veel minder algemeen dan in Vlaanderen. In de Ardennen is de soort zelfs zeldzaam.
In Vlaanderen is zwarte nachtschade uiterst algemeen. Is het algemene verspreidingspatroon in de voorbije kwarteeuw nauwelijks veranderd, dan kan, zeker lokaal, niet hetzelfde worden gezegd van de omvang van de populaties. Resistentie tegen sommige herbiciden had een tijdlang tot gevolg dat de plant in veel akkers een dominante positie ging innemen in de onkruidenbegroeiingen, niet zelden samen met melganzenvoet. Vooral toen de maïsteelt zowat drie decennia geleden aan haar opmars begon, beleefde zwarte nachtschade gouden tijden. Nadien heeft de sterk verbeterde bestrijding van dicotylen de populaties in veel akkercomplexen opnieuw sterk teruggedrongen, een fenomeen waarvan veelal monocotyle onkruiden (grassen) hebben geprofiteerd. Zwarte nachtschade is een zeer variabele soort. De ondersoort schultesii is vooral bekend als een adventief- of ingeburgerde plant van ruderale, veelal urbane milieus.
Zwarte nachtschade is een lage tot middelhoge, rechtopstaande, veelal bossig vertakte, eenjarige zomer- en herfstbloeier. Zij kiemt tegen het eind van de lente, bereikt pas tegen de herfst haar grootste ontplooiing en sterft af als de nachtvorsten doorzetten. De bladeren zijn eirond tot ruitvormig met gave of bochtig getande rand. Aan of dicht bij de stengelknopen ontspringen kort gesteelde schichten met drie of meer bloemen. Deze hebben een witte bloemkroon. Gewoonlijk vindt zelfbestuiving plaats. De hangende bessen blijven lang groen en worden dan het eerst al zwart; ze bevatten geen steencellen. De slechte reputatie die zij als gifplant heeft, verhindert niet dat van Zwarte nachtschade in sommige landen bladgroente of (rijp!) fruit wordt geoogst.
Zwarte nachtschade is een zeer vormenrijke soort en een van de wijdst verspreide cultuurvolgers. Buiten de gematigde streken van alle werelddelen komt zij ook in diverse tropische gebieden voor. In onze streken is zij zeker vanaf 4000 v.Chr. aanwezig. In vrijwel heel Nederland is deze soort algemeen. De in ons land gewone vorm (subsp. nigrum) is spaarzaam behaard en heeft kantige stengels; de jonge stengeldelen dragen verspreid kromme, aanliggende en vrijwel zittende klierknopjes. Als adventief plant is daarnaast de oorspronkelijk Oost-Europese Beklierde nachtschade (S. nigrum subsp. schultesii) in onze streken terechtgekomen. Deze heeft zwakker kantige stengels en is dicht bedekt met lange, afstaande klierharen en gewone haren. Gemiddeld heeft deze vorm sterker getande bladeren dan subsp. nigrum. Beklierde nachtschade is op verscheidene plaatsen, voornamelijk in het westen en zuiden van het land ingeburgerd.
Zwarte nachtschade is vooral een plant van hakvruchtakkers en komt als zodanig op alle grondsoorten en zowel op droge als op vochtige bodem voor. In het moderne landbouwbedrijf behoort zij tot de meer succesvolle akkerplanten. De kieming wordt bevorderd door grondbewerking; ploegen in april vervroegt het gemiddelde kiemingstijdstip. Op braakliggend, niet geploegd akkerland komen al na twee jaar nauwelijks meer kiemplanten op! Met vroeg in het jaar uitgeplante akkerplanten, granen en koolzaad kan Zwarte nachtschade niet concurreren, maar met later uitstoelende gewassen zoals de meeste hakvruchten en maïs des te beter, vooral bij zware bemesting met stikstof en fosfaat. Plaatselijk heeft zij resistentie tegen bepaalde veel gebruikte herbiciden ontwikkeld. In hakvruchtakkers komen de meeste bessen op en in de grond terecht; op grotere diepte behouden de zaden tientallen jaren hun kiemkracht. Behalve op bouwland en in moestuinen is Zwarte nachtschade ook dikwijls op persvoerbulten en bij mesthopen te vinden, verder op open plekken in overbemest weiland.
In minder gecultiveerde omgeving komt de plant naar verhouding weinig voor. In bossen en vooral op kapvlakten verschijnen nogal eens ondermaatse plantjes op kale plekken, met name op krab- en mestplekjes. Hetzelfde geldt voor de duinen, waar het gebruik van houtsnippers en stro haar vestigingskansen vergrootte, maar waar zij zelden meer dan een dwergformaat bereikt. Net als allerlei andere besdragende planten wordt Zwarte nachtschade soms in Jeneverbesstruwelen aangetroffen. Is het voorkomen op de genoemde standplaatsen aan verspreiding door vogels en wellicht konijnen toe te schrijven, ook water kan de bessen transporteren. Daarop wijst het optreden van Zwarte nachtschade in aanspoelselgordels en op drooggevallen oevers van rivieren. De neofytische, grijsharige Beklierde nachtschade (subsp. schultesii) is een echte stadsplant, die vaak tussen straatstenen, tegels of grind groeit en zich daar welig ontwikkelt, terwijl de gewone Zwarte nachtschade hier ondermaats pleegt te blijven. In verscheidene steden maakt van de rand naar het centrum de Zwarte nachtschade plaats voor de Beklierde. Laatstgenoemde komt dikwijls samen met Beklierde basterdwederik (Epilobium ciliatum) voor.
Op Zwarte nachtschade leeft de bladluis Aphis solanella, die de bladeren misvormt en naar onder doet omrollen. 's Winters verhuizen deze luizen naar Kardinaalsmuts (Euonymus europaeus).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Zwarte nachtschade is een pionier van lichtrijke, zeer voedselrijke, vochtige tot droge milieus. De soort manifesteert zich vooral als onkruid in hakvruchten- en maïsakkers, waar ze in de lente en de voorzomer de open ruimte tussen de ver uit elkaar staande planten benut om te ontkiemen. Als pionier is zwarte nachtschade overal te vinden waar open grond voorhanden is, zoals tuinen, hopen aarde, verstoorde bermen, braakland, stortterreinen, drooggevallen oevers, aan de voet van muren, tussen straatstenen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.