De voornaamste ingreep is het vellen van bomen. Er zijn verschillende redenen om te kappen bij uitkapbeheer:
- houtoogst: oogsten van bomen die hun doeldiameter bereikt hebben of gepasseerd zijn of waarbij het risico bestaat dat ze bij de volgende rotatie een mindere kwaliteit hebben.
- vrijstellen van toekomstbomen: het wegnemen van bomen die de kroonontwikkeling van toekomstbomen met hoge stamkwaliteit hinderen.
- verjonging: het wegnemen van bomen met lage potentiële economische of ecologische waarde, of van bomen die hun eindafmetingen bereikt hebben, om de hoeveelheid licht te verhogen voor de verjonging.
- sanitaire kap: het wegnemen van zieke of gevaarlijke bomen.
- biodiversiteit: het wegnemen van bomen ten voordele van een ecologische niche of van de diversiteit van boom- en struiksoorten (regelen van de menging).
- landschappelijk: het wegnemen van bomen om de esthetische waarde van een plek te verhogen.
- exploitatie: het wegnemen van bomen om een netwerk van vaste ruimingspistes te creëren of om de velling of het uitslepen te vergemakkelijken.
Ondanks de nadruk op natuurlijke verjonging kan bijvoorbeeld bij het ontbreken van bepaalde soorten (wegens geen zaadbomen aanwezig) besloten worden om dergelijke soorten aan te planten. In sommige situaties kan het nodig zijn om verplegende maatregelen uit te voeren om de gewenste, gemengde soortensamenstelling te behouden. Eik is een goed voorbeeld van een soort die extra inspanning kan vergen. In dergelijke gevallen kunnen algemene verplegingstechnieken zoals knikken, ringen en breken toegepast worden. Ook begeleidingssnoei en opsnoeien kunnen uitgevoerd worden als dit noodzakelijk is voor de houtkwaliteit. Deze inspanningen worden echter steeds tot een absoluut minimum beperkt.