Met de karteringseenheid ap worden (zeer) diepe wateren aangeduid. Deze plassen werden meestal gegraven met als doel grondstoffen zoals zand, grind of klei te winnen. Bij de ontginning is er weinig rekening gehouden met de nabestemming en inrichting van de plas. Bijgevolg hebben een groot aantal plassen steile oevers, waardoor oevervegetatie hooguit beperkt blijft tot een smalle gordel. Dergelijke plassen zijn getypeerd als app. Wanneer de plassen wel beschikken over zachthellende oevers met een brede oevervegetatie is de kartering apo gebruikt. Dit onderscheid is niet altijd makkelijk vast te stellen en is niet systematisch gemaakt. Vele diepe plassen zijn dan ook gewoon als ap aangeduid.