De Patrijs is een compacte grijsbruine vogel met oranjebruin gezicht. Het verenkleed is bruin en grijs gestreept met kastanjebruine strepen op de flanken en een grijze borst. De keel en het gezicht zijn oranjebruin, bij de mannetjes feller van kleur. Op de buik zit een grote donkerbruine, enigszins hoefijzervormige vlek die bij mannetjes meer uitgesproken is, bij de dames is de vlek veelal klein en ovaal. Tijdens de vlucht valt de roodachtige staart op. Juveniele vogels zijn geheel bruin gestreept. Patrijzen leven in koppels in het broedseizoen en in de winter in kleine groepen, kluchten genaamd..Ze kruipen bij onraad liever weg dan dat ze opvliegen. Een Patrijs vliegt met snelle vleugelslagen, afgewisseld met korte glijpauzes. De dieren blijven jaarrond in hetzelfde biotoop.
De Patrijs is een uitgesproken soort van kleinschalige, gesloten agrarische landschappen met een overvloed aan hagen met een ruige vegetatie aan de voet, verloren hoekjes en een grote gewasdiversiteit met veel kruiden in relatief kleine percelen. Ze mijden echter bomenrijen en bosranden tot op 100 tot 200 meter. Ze broeden er niet en zoeken er geen voedsel. Het zijn immers potentiële uitkijkposten voor predatoren.
Het mag dan ook niet verbazen dat deze soort sterk in aantal is afgenomen: met 94% vergeleken met enkele decennia geleden, de afname is nog steeds ongeveer 10% per jaar, ondanks (illegale) uitzettingen. Zo'n uitzetting heeft ook maar zin als het habitat geschikt is, en dat is het zelden.
De belangrijkste populatieregelende factor bij de Patrijs is kuikenoverleving. Door pesticiden is het aantal insecten dat van onkruiden leeft sterk afgenomen. Door de geringe schuilmogelijkheden in het hedendaagse agrarische landschap worden veel nesten ook gevonden door predatoren. Door te lokale en kleinschalige maatregelen wordt het de predatoren makkelijk gemaakt. Zo is het broedsucces in een akkerrand smaller dan 10 meter erg klein omdat alle nesten worden gevonden door grondpredatoren.
Samengevat zijn dit de belangrijkste maatregelen:
Een Engelse studie berekende dat voor het herstel van de Patrijzenpopulatie in een gangbaar intensief landbouwgebied 6 km beheerde randen/km² als nestgelegenheid noodzakelijk zijn (3,6 % van het oppervlak indien dit de ideale randen zijn van 6 m breed), inclusief of aangevuld met 3 % van de oppervlakte als insectenrijk habitat (onbespoten randen, grasbufferstroken, braakliggende terreinen (Vickery et al., 2004)). Dat komt overeen met de huidige inzichten dat ongeveer 10% van het landbouwareaal moet ingericht zijn voor akkerfauna om op termijn effect te hebben. De minimale populatiedichtheid voor overleving is 5-10 Patrijzen per 100 ha (=1km²). Tevens moet de overleving van de kuikens boven de 39% uitkomen.
En daar zit meteen het grootste knelpunt. Kuikens van Patrijzen blijken afhankelijk te zijn van allerlei insecten zoals wantsen, kleine loopkevers, bladhaantjes, snuitkevers, rupsen en lokaal veel larven van bladwespen. De larven van bladwespen kruipen in de bodem in juli om te verpoppen en komen terug uit in mei het jaar nadien. Door ploegen gaat een groot aantal poppen dood, dus de aanwezigheid van ongeploegde grasbermen is altijd gunstig (Sotherton, 1998). Bladluizen komen nu wel meer in graanteelten voor dan vroeger, maar zijn geen kwailtatief voedsel voor de kuikens (Borg& Toft, 2000). Anti-bladluis-insecticiden doden dan weer veel andere insecten (o.a. de bladluispredatoren...) met nog een groter voedselgebrek voor de kuikens als gevolg (Potts, 1986). De kuikens moeten als nestvlieders daarom een grotere afstand afleggen om hun voedsel te verzamelen, wat gemiddeld een hogere kans op de hongerdood betekent. Ook is de kans hoger om door predatoren opgemerkt te worden, na de hongerdood de tweede doodsoorzaak. Adulte Patrijzen hebben een breder dieet: allerhande onkruidzaden, gemorst graan en groeitopjes van gewassen zoals granen en onkruiden.
Om hier beter zicht op te krijgen is in de UK een onderzoek uitgevoerd naar de hoeveelheid insecten in verschillende gewassen (Holland 2012). In granen komen het meeste insecten voor, in aardappelen het minste. Aan de randen komen telkens meer insecten voor dan in het midden, maar zelfs op de beste plekken bleken maar half zoveel insecten voor te komen als benodigd voor patrijzenkuikens om op te groeien. Slechts in onbespoten en onbemeste grasachtige vegetaties met veel kruiden en bloemen worden voldoende insecten gevonden.
Slecht weer in juni, de periode dat er het meeste insecten voor de kuikens nodig zijn, vergroot deze negatieve effecten sterk. Bij aanhoudende droogte sterven kuikens van de dorst. In combinatie met een niet te verwaarlozen eieren- en/of hennensterfte door predatie tijdens de lange eileg- en broedduur (resp. 21 en 25 dagen), veroorzaakt dit in intensieve landbouwgebieden de sterke afname van de Patrijs.
Het belang van voldoende geschikte en verspreide nestgelegenheid (meerjarige, brede grasstroken van polvormende grassen als kropaar en rietzwenkgras, 50-80 cm hoog) ligt in het verlagen van de kans dat het nest door predatoren gevonden wordt (Potts, 1986; Rands, 1986a; Salek et al., 2004). Waar nauwelijks wat ruigte overblijft, of deze zone zeer smal is (b.v. smalle randen tussen akker en sloot) is een nest snel gevonden. Predatoren volgen immers bij voorkeur randsituaties (Kuehl & Clark, 2002). Het broedsucces stijgt siginficant als de grasstrook meer dan 10 meter breed is en 15 tot 20 meter is nog beter. In grote blokken werken kan uiteraard ook.
In het Verenigd Koninkrijk is een positieve impact vastgesteld indien predatoren worden bestreden, maar enkel in de beste habitats. Anders gaan de vogels toch dood door voedselgebrek.
Beheer moet dus gericht zijn op een combinatie van maatregelen:
Bijkomend:
De groepsgrootte va een klucht patrijzen is een maat voor het voortplantingssucces in het voorjaar. Uit onderzoek blijkt een gemiddelde groepsgrootte in het najaar van 7 te wijzen op een goed jaar, een gemiddelde groepsgrootte van 5 eerder een slechter voorplantingsvoorjaar (Swinnen, K, Natuurpunt Oriolus, 2017)
Leefgebied en trend
Als typische vertegenwoordiger van agrarisch gebied staat de Patrijs in Vlaanderen – net als elders in Europa – onder zware druk. De ABV-gegevens wijzen op een achteruitgang van 56% tussen 2007 en 2018, nadat de soort ook reeds in voorafgaande decennia een sterke afname kende. Er blijft echter veel onduidelijkheid bestaan over de werkelijke, resterende populatiegrootte in Vlaanderen. Tijdens de vorige atlasperiode 2000-2002 werd het aantal territoria geschat op 3500 tot 10.000 paren. Op basis van recente trendgegevens – die neerkomen op meer dan een halvering tijdens de laatste 10-15 jaar – zou de Vlaamse populatie nu nog maximaal 5000 paren tellen. Cijfers die verzameld worden door Wildbeheereenheden liggen echter substantieel hoger. Het veldwerk voor de nieuwe Vogelatlas biedt in elk geval een nieuwe opportuniteit om een beter inzicht te verwerven in de actuele status van de Patrijs in de verschillende Vlaamse regio’s. Om een goed beeld te krijgen van het werkelijke aantal Patrijzen wordt wel aangeraden om een soortspecifieke inventarisatiemethode te hanteren, waarbij vooral in de avondschemering geteld wordt (bij voorkeur ook met gebruik van geluidnabootsing). De achteruitgang van de Patrijs kan in hoofdzaak toegeschreven worden aan een verminderde habitatkwaliteit in het broedgebied, met name door schaalvergroting en toegenomen intensivering in de landbouw. In Vlaanderen behoort de soort ook nog tot het jachtwild en dient overbejaging vermeden te worden. Op lokale schaal zijn er verschillende initiatieven zoals het Europese Partridge-project (Interreg North Sea region) en Zot van Patrijs (HVV) om het leefgebied van deze soort te verbeteren, maar vooralsnog zijn die te kleinschalig om een positieve kentering op regionale of Vlaamse schaal te bewerkstelligen. Ook op Europees niveau gaat het de soort niet voor de wind, zoals blijkt uit een afname van maar liefst 93% sinds 1980. In Nederland komt men tot een gelijkaardig cijfer (-90% tussen 1984 en 2015). Ook het verspreidingsgebied is er aanzienlijk ingekrompen.
In volle winter, januri/februari worden de koppels gevormd. De dieren zijn monogaam. Vanaf februari beginnen de vogels geschikte nestplaatsen te zoen, bij voorkeur in wat ruigere vegetatie vlakbij een haag. Het nestelen begint in april maar nesten komen voor tot juli. Ze maken een nest op de grond. Uit onderzoek blijkt hun voorkeur voor niet te vochtige bodem, onderaan een haag, op een lichte helling en zuidgericht maar wel beschut tegen slecht weer. Uit ander onderzoek blijkt dat soort locaties net de meeste insecten te bevatten.
Het aantal eieren is hoog, tussen de 10 en 16, van nature compenseert dat de verliezen door predatie. De jongen zijn nestvlieders en ze vliegen al op een leeftijd van ongeveer 2 weken! Na 8 weken zijn ze zo groot als de ouders.
Het nestsucces van het eerste nest is groter dan het vervangnest als het eerst nest verloren gaat. Een vervangnest wordt enkel gestart als het eerste nest dat verloren ging niet ouder dan 10 dagen was. Ook als kuikens verloren gaan, wordt niet opnieuw meer gestart dat seizoen. In een onderzoek waarbij meer dan 1000 patrijzen werden opgevolgd bleek de kans dat het eerste legsel verloren ging rond de 40% te liggen.
De jaarlijkse overlevingskans voor een volwassen Patrijs is slechts 25% (Polen) tot maximaal 92% (lokaal in Frankrijk), gemiddeld wellicht rond de 50%. In volgorde van belangrijkste cruciale fases in het leven van een Patrijs noemen onderzoekers
Het aantal predatoren van Patrijzen is zeer uitgebreid. Geen enkele van de in Vlaanderen voorkomende predatoren is gespecialiseerd op Patrijzen: alle soorten predatoren zijn generalisten die ‘bij toeval’ op een geschikte prooi botsen en die proberen te vangen. Soms is dat een Patrijs, meestal niet. De belangrijkste predatoren van patrijzeneieren zijn Zwarte kraai en Bruine rat, gevolgd door Egel, Das en Hermelijn. De belangrijkste predatoren van de vogels zelf zijn Vos (eet weinig of geen eieren), huiskat en Hermelijn, maar ook honden. Broedende hennen zijn kwetsbaar voor predatie want ze blijven tegen het einde van de broedperiode zo vast op de eieren zitten dat ze gewoon van het nest geplukt (kunnen) worden. Van de inheemse roofvogels zijn Blauwe kiekendief ‘s winters in open gebieden en Havik in meer bosrijke streken vermoedelijk de belangrijkste jagers op Patrijs. Het voorzien van dekking is bewezen effectief tegen luchtjagers (Bro et al., 2004), zeker in het broedseizoen. In open gebieden zijn onkruidenrijke stoppels beter omdat de vogels zich vaak tegen de grond drukken bij onraad en dan beter gecamoufleerd zijn (Bro et al., 2004). Potts (1986) heeft via uitgebreid literatuuronderzoek geen aanwijzingen gevonden dat roofvogels een negatieve invloed hebben op Patrijzenpopulaties, wel veel bewijzen van het tegendeel. Veel van vermelde predatorsoorten varen om uiteenlopende redenen wel bij de huidige ‘maïs- en drijfmest’landbouw in grote delen van Vlaanderen alsook het grote aanbod verkeersslachtoffers langs het dichte wegennet dat hen uitgebreid van (ander) voedsel voorziet. Dit zorgt waarschijnlijk voor een niet te verwaarlozen predatiedruk op de Patrijs maar ook op andere grondbroeders (zie 3.3). Newton (2004) stelde vast dat in gebieden waar de Patrijs te zeldzaam werd als jachtwild in Engeland, grote aantallen Fazan-ten en Rode patrijzen als schietwild werden uitgezet (merk op: verboden in Vlaanderen). Deze overvloed aan mogelijke prooien lokte natuurlijk predatoren aan. Als neveneffect ondervonden ook de nog resterende gewone Patrijzen een verhoogde predatiedruk wat populatieherstel nog moeilijker maakte. Het uitzetten van Patrijzen in Vlaanderen (illegaal, maar het gebeurt) zou dezelfde negatieve invloed kunnen hebben, vooral omdat eerder tamme kooivogels worden gelost die een predator gemakkelijker tot specialisatie kunnen aanzetten!
Rode Lijst | POP-VL | KT-VL | LT-VL | KT-BEL | LT-BEL | Trend Europa |
Kwetsbaar | <5000 | -56% | Afname | Afname | Afname | Afname |
De patrijs gaat sterk achteruit door het verlies van kleine landschapselementen, het verdwijnen van insecten uit het agrarische landschap en het tekort aan wintervoedsel.
Het gevolg van het ontbreken van schuilmogelijkheden is een zeer hoge predatiedruk.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.