Molenbeekvallei Vlaams-Brabant BE2400010-C

Algemene situering

De Molenbeekvallei ligt op ca. 7 kilometer ten noordwesten van Leuven, tussen de dorpskernen van Erps-Kwerps en Veltem-Beisem. Deze vallei situeert zich net ten noorden van de Vlaams-Brabantse steilrand waar de zuidelijke leemplateaus overgaan naar de Vlaamse Vallei. Het gebied zit dan ook op de zuidrand van die Vlaamse vallei, net zoals bv. het meer westelijk gelegen Torfbroek en het oostelijker gelegen Kastanjebos.

Algemene situering van de Vallei van de Molenbeek (Vlaams-Brabant). Het besproken deel is rood omcirkeld (Piet De Becker)

Topografie en Hydrografie

De Molenbeek ontspringt ter hoogte van het Eikenhof te Kortenberg. De vallei loopt eerst in oostelijke richting om ter hoogte van Meerbeek-Schoonaarde af te buigen naar het noordoosten. Het deel van de vallei waarvoor er abiotische gegevens ter beschikking zijn situeert zich ten noorden van de spoorlijn Leuven-Brussel en ten zuiden van de Heersemmolen. Stroomopwaarts van die molen werd de Molenbeek kunstmatigverplaatst voor het optimaliseren van de werking van de Heersemmolen. In de vallei zijn er in de natte depressies, lange en parallel aan de Molenbeek lopende Leigrachten aangelegd. Omwille van het verplaatsen van de Molenbeek - waardoor ze doorgaans topografisch hoger in de vallei komt te liggen - kruisen de grachten en de Molenbeek elkaar een aantal keer. Dat zorgt voor een vrij complex drainagenetwerk, van waaruit continu lekverliezen richting vallei optreden. 

Detailtopografie van de Molenbeekvallei (Piet De Becker)

Geohydrologie

Qua geohydrologische setting gelijkt dit gebied sterk op het naastliggende Kastanjebos of het Torfbroek. De watervoerende lagen bestaan uit een opeenvolging -van oud naar jong: van erg mineraalrijke zandlagen fijne kleihoudende zandlagen en bovenaan een kleiige zandlaag. Het geheel wordt afgedekt door een lemige quartaire  deklaag.

De eerste drie geologische afzettingen zijn uitgesproken tot gewoon mineraalrijk, de laatste is mineraalarmer. Alle lagen hellen in noord-noord-oostelijke richting af, wat meteen de ligging van het grondwatervoedingsgebied verklaard. Het gaat over uitgesproken mineraalrijk grondwater. Gezien het erg zandige karakter van de belangrijkste geologische afzettingen gaat het hier over een relatief snel hydrologisch systeem: verblijftijden van het grondwater zijn in de orde van grootte van 20 jaar. 

Het overgrote deel van het infiltratiegebied situeert zich onder vaak intensief uitgebaat landbouwgebied. Gezien het mineraalrijke karakter van de watervoerende laag, is de verwachting dat hier mineraalrijk, maar ook met nutriënten aangerijkt grondwater zal uittreden in het SBZ-H-deelgebied. 

Infiltratiegebied en indicatieve verblijftijden voor het grondwater dat opkwelt in de Molenbeekvallei (Piet De Becker)

De bodem bestaat grotendeels uit alluviale natte tot vochtige leem. Die is in de komgronden zo rijk aan organisch materiaal dat het een venig karakter krijgt. Op een aantal plaatsen komen effectief veenafzettingen voor. Die zijn hier niet degelijk in kaart gebracht. Met name in het zuidelijke, west-oost verlopende deel van de vallei is er veel veen geaccumuleerd. In het deel dat hier besproken wordt zijn er ook afzettingen tot meer dan een halve meter dik waargenomen. Op de Belgische bodemkaart zijn die niet weergegeven.

Detail uit de Belgische bodemkaart voor de Molenbeekvallei (Vlaams-Brabant). (Piet De Becker)

Grondwaterdynamiek

Vergelijkbaar met andere alluviale valleien met kwel, is ook hier een duidelijke ruimtelijke zonering vast te stellen in grondwaterregime. 

Op de oeverwal van de Molenbeek is er een grondwaterschommeling van ruim een meter doorheen het jaar. In de komgrond is er een erg beperkte schommeling doorheen het jaar van een 20-tal cm. In het gebied zijn er geen trends in het grondwaterregime waar te nemen. 

Grondwaterchemie

Zoals kan verwacht worden uit de geohydrologie gaat het hier om uitgesproken mineraalrijk grondwater met hoge concentraties van o.a. bicarbonaat, calcium, magnesium. De mineralenconcentraties zijn zeker niet zo hoog als in het Torfbroek,  maar ze zijn vergelijkbaar met deze van de Dijlevallei ten zuiden van Leuven.  
Aanvoer van voedingsstoffen is over het algemeen vrij laag. Lokaal, net ten westen van de dorpskern van Beisem, tonen meetgegevens hoge nitraat- (en in mindere mate ook nitriet-) en orthofosfaatconcentraties. 
De verhoogde sulfaatconcentraties vallen niet altijd samen met de meetlocaties waarin verhoogde nutriëntenconcentraties gemeten worden. Dat wijst op denitrificatie van insijpelend nitraatrijk grondwater in het grondwatervoedingsgebied. Dat is niet verwonderlijk aangezien nogal wat van dat infiltratiegebied onder landbouw en urbaan gebied ligt. Er lijkt zich evenwel een dalende trend af te tekenen.

Oppervlaktewater

De waterkwaliteit van de beek is slecht als gevog van huishoudelijk afvalwatervracht op de Molenbeek. Er zijn geen chemische analyseresultaten voorhanden. Via sporadische overstromingen en lekverliezen stroomt af en toe vervuild water in de vallei.

Vegetatiezonering

Het min of meer klassieke beeld van vegetatiezonering voor alluviale valleien met - mineraalrijke- kwel is ook hier aanwezig. Het is niet altijd even goed te zien omdat de vallei erg smal is. Daarom zitten de verschillende grondwaterafhankelijke vegetatiegordels erg compact op elkaar. 
In de graslandsfeer komt dat neer op glanshavergraslanden/Grote vossenstaartgraslanden (6510)  op de oeverwallen van de Molenbeek, waar ze nog haar natuurlijke loop heeft uiteraard. Die vegetatiegordel gaat geleidelijk over in dottergrasland (rbbhc) naarmate de topografie verder afdaalt richting komgrond. Nog wat lager situeert zich dan een smalle gordel van grote zeggenvegetaties (rbbmc) gevolgd door rietruigte (rbbmr). Aan de andere zijde, richting valleiflank ,die hier erg abrupt en steil is, krijg je dezelfde opeenvolging van gordels maar dan nog meer op elkaar gedrukt. Rietruigte is niet direct een vegetatietype in de graslandsfeer. Bij langdurig zomermaaien, 10-20 jaar, wordt riet geleidelijk onderdrukt en krijgt de vegetatie naar alle waarschijnlijkheid steeds meer de kenmerken van de mineraalrijke variant van kleine zeggenvegetaties (7140_base - zie ook Dijlevallei ten zuiden van Leuven ).
In de ruigtesfeer ontwikkelt zich moerasspirearuigte (6430_hf) op de vochtige en niet al te natte delen van de vallei. In de komgrond ontwikkelt rietruigte die afgezoomd wordt door een smalle gordel grote zeggenvegetaties.
In de bossfeer wordt dat mesotroof elzenbroek (91E0_vm) in de komgronden. Vogelkers-essenbos (91EO_va) komt voor op de oeverwallen en valleiflanken.

Schema van de vegetatiezonering voor de Molenbeekvallei (Vlaams-Brabant) (Piet De Becker)

Hydrologische knelpunten

  1. Structurele ingrepen: In een deel van het gebied is de centrale waterloop, de Molenbeek, artificieel verlegd naar de zijkant van de vallei. Dit om de aandrijving van een historische watermolen te verzekeren.
  2. Nutriënten via water:
    • Overstromingen: sporadisch overstroomt de Molenbeek 
    • Vervuild oppervlaktewater: omdat de Molenbeek deels verlegd is, sijpelt er soms vervuild rivierwater in de vallei. 
    • Grondwater : aanvoer van nutriënten via grondwater is beperkt. Dit is vermoedelijk grotendeels te danken aan denitrificatie waardoor sulfaat aangevoerd wordt. Ten westen van de dorpskern van Beisem is er aanrijking van het grondwater met nitraat (ook nitriet) en orthofosfaat.
  3. Grondwaterwinning: Neen – niet van toepassing
  4. Lokale drainage: Neen, vrijwel onbestaand hier door achterwege laten van onderhoud van de historische drainagagestructuren.
  5. Beperken evapotranspiratie: vermoedelijk niet relevant
  6. Aanwezigheid meetnet: Ja en operationeel. Maar dit gebeurt handmatig en op vrijwillige basis. Hierdoor is de continuïteit niet verzekerd.
     

Referenties

De Becker P. 2007. Ecohydrologie van de vallei van de Molenbeek en het Kastanjebos in Natuurpunt Herent: Kastanjebos en Molenbeekvallei: 25 jaar inzet voor meer natuur in Herent.

De Becker P. (2020). Ecohydrologische gebiedsbeschrijvingen voor natuurgebieden in Vlaanderen in het kader van PAS. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2020 (12). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI: doi.org/10.21436/inbor.17256788(opent nieuw venster)