Dit is een regionaal belangrijke biotoop (rbb), een vegetatietype dat tussen vochtig hooiland en moerasspirearuigte in zit. Het omvat ruigten op vochtige tot natte, stikstofhoudende, matig voedselrijke tot voedselrijke gronden, en komt zowel voor langs boszomen als langs rivieroevers. Het sluit zeer nauw aan bij het natuurstreefbeeld Moerasspirearuigte (6430_hf), maar de ruigtesoorten staan nog vrij ijl en er zijn nog veel grassen aanwezig (meer dan 30% bedekking).
In Vlaanderen ontstaan moerasspirearuigtes met graslandkenmerken voornamelijk na het wegvallen van beheer op nat hooiland. Op voedselrijke bodems wordt moerasspirearuigte gekenmerkt door het veelvuldig voorkomen van Moerasspirea en verder ook soorten zoals Poelruit, Moesdistel, Koninginnenkruid, Gewone engelwortel, Hop, Echte valeriaan, Gele lis, Moerasandoorn, … Op arme zandbodems of lemig zandbodems is de moerasspirearuigte vaak slecht ontwikkeld of is er een langdurig tussenstadium waarneembaar tussen schraalland (o.a. heischraal, kleine zeggenvegetaties, …) en moerasspirearuigte. In dergelijke situaties speelt Grote wederik dikwijls een dominante rol. Daarnaast kunnen ook soorten zoals Melkeppe, Hennegras, Biezenknoppen, Egelboterbloem, Hazenzegge, Moerasstruisgras, Waternavel, Gespleten hennepnetel, … voorkomen. Ook kan dit type aanwezig zijn als ondergroei in een (populieren)aanplant.
Deze rbb heeft algemeen nood aan rotatiebeheer. Natte ruigtes worden best verhinderd te verruigen en struweel- of bosvorming te ondergaan door middel van maaien (om de 2-5 jaar) of door lichte begrazing. Ook in boszomen moeten verruiging en struweelvomring op deze manier worden voorkomen. Moerasspirearuigtes met graslandkenmerken hebben een extensiever maairegime nodig dan gewone moerasspirearuigtes.
De bedekking met grassen (met uitzondering van riet en rietgras) is in deze rbb hoger dan 30%. De kenmerkende soorten van deze biotoop (bv. Moerasspirea, Koninginnenkruid, Moeraszegge) hebben een beperkte bodembedekking van 30% of minder. Als de bedekking van deze sleutelsoorten hoger ligt spreken we van van een voedselrijke vochtige ruigte (habitattype 6430_hf). Deze biotoop wordt teruggevonden op natte ruigtes en langs boszomen en komt enkel voor op niet-alluviale gronden.
Dit rbb/natuurstreefbeeld is in een gezonde staat als het aan zekere voorwaarden voldoet, die nagestreefd moeten worden in het beheer (o.b.v. de LSVI tabellen):
Deze rbb komt verspreid voor in heel Vlaanderen maar is vrij zeldzaam.
Deze rbb loopt meestel langs waterlopen met voedsel- en zuurstofrijk water dat de vegetatie geregeld overstroomt. Daardoor is de strooiselophoping niet extreem; wegspoeling en/of snelle omzetting zijn immers mogelijk.
Deze biotoop komt voor op natte ruigtes met zeer gevarieerde bodems;van zwak zure tot neutrale bodems op veen, zand, leem en klei. Het wordt ook gevonden langs boszomen met neutrale tot kalkrijke bodems op zandleem, leem en klei. De bodem is stikstofhoudend, met matig voedselrijke tot voedselrijke gronden.
Moerasspirea-verbonden komen voor op altijd natte bodems, net boven het gemiddelde grondwaterpeil van de aanpalende waterlopen, en kan dus af en toe overstromen. Wanneer het voorkomt langs boszomen zal de bodem zeer vochthoudend zijn en niet (of zeer uitzonderlijk) overstromen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.