Van oudsher zijn bomenrijen, houtkanten en houtwallen aanwezig in het landschap. Oorspronkelijk dienden ze als perceelsscheiding, soms zijn het relicten van voormalig bosgebied. Tevens waren ze van groot belang als leveranciers van brand- en geriefhout, allerlei vruchten en als beschutting voor het vee. Voor de biodiversiteit hebben ze een grote waarde als refugium en verbindingselement tussen bosgebieden. Oude houtwallen en houtkanten herbergen vaak populaties van oud-bosplanten en/of minder algemene diersoorten. Het is dan ook logisch dat er bij de opmaak van de Biologische Waarderingskaart veel aandacht aan besteed is. Deze houtige opgaande lijnvormige landschapselementen zijn aan de hand van verschillende karteringseenheden in kaart gebracht.
Bij bomenrijen (kb) is een hoge mate van transparantie aanwezig. De bomen staan uit elkaar en de ondergroei is grazig tot ruig. Een houtkant (kh) staat voor dense houtige begroeiingen. Deze term is ruim geïnterpreteerd en varieert van oude of uitgegroeide hagen en kaphagen tot echte houtkanten, al dan niet met hoger opgaand hout. Het onderscheid tussen oude hagen en houtkanten komt niet rechtstreeks tot uiting in de kaarten. In principe zijn intensief onderhouden hagen bij bebouwing niet in kaart gebracht. In het landelijk gebied zijn hagen met streekeigen soorten zoals meidoorn echter regelmatig als kh° gekarteerd. Omvangrijke, oude, goed ontwikkelde of soortenrijke hagen kunnen als kh of kh* aangeduid zijn. Een houtwal khw is een aarden wal met struikgewas, een houtkant of bos erop. De dominante boomsoorten van een bomenrij, houtkant of houtwal zijn aangeduid met een letter (digitaal bestand) of een boomsymbool (gedrukte kaarten). De verklaring van deze codes is terug te vinden in bijlage. Een complex van bomenrijen of houtkanten met weergave van verschillende boomsoorten (bv. kbp+kba) kan wijzen op meerdere soorten in dezelfde bomenrij of houtkant. Het kan ook duiden op aparte bomenrijen of houtkanten met elk hun dominante soort. Aan een bomenrij of houtkant met talrijke boomsoorten, zonder dat er bepaalde boomsoorten opvallend domineren, is gml (gemengd loofhout) toegevoegd. In een houtkant kan de soortensamenstelling van boom- en struiklaag verschillen. Dit is op twee manieren weergegeven. Een eerste mogelijkheid is de dominante boomlaag in de kh-notatie te vermelden, zodat bijvoorbeeld een houtkant met inplant van populier gekarteerd is als khp. Een andere manier is het geheel als een complex van een bomenrij van populier en een houtkant (kbp+kh) weer te gegeven (biologisch zeer waardevol), met vermelding van ‘ruimtelijk samenvallend’ in het dataveld ‘info’. Een verschil in waardering onderscheidt deze houtkanten van complexen waarin bomenrij en houtkant ruimtelijk gescheiden voorkomen (complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen). Wanneer houtkanten of houtwallen uit een specifiek bos- of struweeltype bestaan, is dit in de kartering weergegeven. Zo wordt bijvoorbeeld een houtkant of houtwal met doornstruweel respectievelijk als kh(sp) of khw+sp aangeduid. Een houtkant van zuur eikenbos kh(qs) specificeert de aanwezigheid van een typische kruidlaag van zuur eikenbos, terwijl khq enkel een dominantie van eik in de houtkant aangeeft. Indien de lineaire opgaande houtige vegetaties deel uitmaken van gebruikspercelen zijn ze in complex gekarteerd met de begroeiing van het perceel zelf. In grootschalige open landschappen zijn ze echter afzonderlijk uitgedigitaliseerd om een juiste weergave te realiseren. Ook wanneer ze deel uitmaken van (weg)bermen of een waterloop afboorden, zijn ze als apart vlak aangeduid, vaak samen met die weg of waterloop. De juiste ligging, het al dan niet onderbroken zijn, … kan er echter meestal niet uit afgeleid worden.
Bomenrijen, houtkanten en houtwallen zijn niet altijd in dezelfde mate van detail opgenomen. Naarmate het karteerproces vorderde, is er meer en meer aandacht aan besteed. Vooral kaartblad 16 geeft een sterke onderschatting, maar ook andere kaartbladen uit de eerste karteerjaren (in het bijzonder 19-20, 23, 27-28-36 en 31-39) hebben een schijnbaar lagere densiteit (zie voor verdere duiding Deel I § 4.3). Analyses tussen kaartbladen naar verschillen in dichtheden van lijnvormige kleine landschapselementen moeten dan ook met de nodige omzichtigheid gebeuren. Binnen een kaartblok kan dit wel, omdat dan de wijze van karteren en de karteerinspanning minder varieerde. De ontwikkelingsgraad van een bomenrij of houtkant is in rekening gebracht bij de kartering. Jonge, ijle of onderbroken bomenrijen zijn aangeduid met kb°. Het kan ook gaan over bomenrijen van exoten (bv. Japanse sierkers, Italiaanse populier), hoewel deze meestal niet gekarteerd zijn. In een complex is kb° ook gebruikt voor een klein aantal bomen. Net zoals bij bomenrijen duidt kh° en khw° op onderbroken, ijle of jonge begroeiingen. kb*, kh* en khw* staan voor dense, vitale bomenrijen en houtkanten, die veelal (bij complexen) een groot deel van of geheel het perceel omsluiten. Oude bomen zijn omwille van hun cultuurhistorische en natuurbehoudswaarde als kb of kb* gekarteerd, ongeacht het aantal. Ook voor zeer oude dreven of voor (populieren)rijen met maretak is kb* gebruikt. In principe is het nooit de bedoeling geweest regelmatig onderhouden (tuin)hagen op te nemen in de kartering. Maar op de recentst gekarteerde westelijke kaartblokken 4-11-12, 5-13 en 21 zijn intensief onderhouden hagen in het landelijke gebied wel in kaart gebracht en aangeduid als kh°. Om enerzijds deze informatie niet verloren te laten gaan, maar anderzijds op vlak van de waardering een globaal kaartbeeld te behouden dat vergelijkbaar is met andere kaartblokken, is besloten de waardering in die gevallen toch op ‘biologisch minder waardevol’ te houden met de vermelding ‘m < (tuin)haag’ of ‘tuin’ in het dataveld ‘info’. Normaal worden meidoornhagen (khcr) en houtkanten met doornstruwelen van eenstijlige meidoorn, al dan niet aangevuld met sleedoorn of wilde rozensoorten, (kh(sp)) van elkaar onderscheiden. Op de kaartblokken 16, 19-20, 31-39 en 33-41 is dit niet het geval en zijn alle doornhagen (dus ook meidoornhagen) als kh(sp) aangeduid.
Bomenrijen en houtkanten komen nagenoeg overal voor. De Polderregio, de grote Kempense heidegebieden, de interfluvia van Haspengouw, de havens en de grote agglomeraties zijn armer aan bomenrijen en houtkanten. Opvallend hoge concentraties zijn er in tal van valleigebieden, de Vlaamse Ardennen en het Pajottenland, de centrale en oostelijke delen van zandig Vlaanderen, de zuidelijke Kempen en Voeren. Het kaartbeeld moet echter met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd worden omdat de bomenrijen en houtkanten niet overal even gedetailleerd in kaart gebracht zijn (zie verder onder variatie).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.