Groene nachtorchis is een voorzomerbloeier waarvan de bladeren meestal in twee rijen staan. De bloemen zijn groen tot roodbruin aangelopen en verdorren niet. Deze orchis komt voor in de noordelijke delen van het noordelijk halfrond op zwak zure tot basenrijke, schrale bodems.
Groene nachtorchis is een circumpolaire soort, die zowel in Eurazië als in Noord-Amerika voorkomt. Het verspreidingsareaal beperkt zich in Europa tot de koude en gematigde streken, met uitlopers tot in de Alpen, de Apennijnen en delen van de Balkan. In het Middellandse-Zeegebied is de soort zeer zeldzaam of ontbreekt ze. Door de achteruitgang van haar typische biotoop is ze in heel West-Europa sterk achteruitgegaan. Alleen in bergstreken komt ze nog relatief frequent voor. In België is de soort vooral te vinden in kalkgraslanden in de Famenne.
In Vlaanderen lag het zwaartepunt van de verspreiding altijd in het Brabants district en het Maasdistrict. Groene nachtorchis kwam er verspreid voor in de periode 1850-1900. Later ging de soort dramatisch achteruit en werd ze nog slechts sporadisch waargenomen. In 2000 werd echter een nieuwe populatie in Haspengouw ontdekt. Onmiddellijk werden maatregelen getroffen om de kwetsbare en waarschijnlijk enige populatie voor Vlaanderen te bewaren. Oorzaken voor de sterke achteruitgang zijn de voorkeur voor weinig productieve graslanden met vochthoudende (niet te droog maar ook niet nat) op matig voedselarme bodems. Dat biotoop kan zeer eenvoudig worden omgezet naar productief grasland of door gebrek aan beheer snel evolueren tot ruigtevegetatie of struweel (LETEN 1989).
Groene nachtorchis is een lage tot zeer lage voorzomerbloeier, die vegetatief met de Handekenskruiden overeenkomt. Dikwijls staan de bladeren in twee rijen; er is hoogstens één schutbladachtig stengelblad. Sepalen en petalen zijn eirond, groen, vaak roodbruin aangelopen; ze neigen kapvormig samen en verdorren niet tijdens de vruchtrijping. De langere, groengele lip is teruggebogen en staat vrijwel evenwijdig aan het vruchtbeginsel; zij loopt uit in twee evenwijdige zijlobben met daartussen een kort middenlobje. Aan de voet heeft de lip een korte, zakvormige spoor met nectarafscheiding en een vernauwde ingang. De twee stuifmeelklompjes hebben elk een hechtschijfje, dat aanvankelijk bedekt wordt door een vliesje (geen echt beursje). Op de rijpende vrucht blijft het bloemdek vaak nog een tijdlang intact aanwezig.
Groene nachtorchis komt voor in koude en gematigde streken van het noordelijk halfrond. In Nederland is zij vrijwel beperkt tot Zuid-Limburg, waar zij inmiddels zeer zeldzaam geworden is. Daarbuiten is zij aangetroffen in Midden-Limburg; ook zijn er enkele aannemelijke maar ongedocumenteerde opgaven voor de Hollandse duinen.
Groene nachtorchis is een bergplant, die in Scandinavië tot de meest voorkomende Orchideeën behoort. In de laagvlakte van Noord-Frankrijk tot Jutland en Noord-Polen komt zij sporadisch voor, en ook in aangrenzende heuvelachtige gebieden is zij ver van algemeen. Zij groeit in grasland op zwak zure tot ongeveer neutrale, basenrijke, vrij schrale, matig droge tot vrij vochtige grond. In Zuid-Limburg staat zij op krijthellingen op plekken waar het krijt in mozaïek voorkomt met lemige tot kleiige, vaak min of meer zure afzettingen. Planten die op verscheidene van dergelijke groeiplaatsen samen met Groene nachtorchis zijn aangetroffen, zijn onder meer Gevinde kortsteel (Brachypodium pinnatum), Bevertjes (Briza media), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus subsp. corniculatus), Knoopkruid (Centaurea jacea), Kleine bevernel (Pimpinella saxifraga) en Ruige leeuwentand (Leontodon hispidus). Vroeger groeide zij ook op verscheidene plaatsen in rivier- en beekbegeleidend grasland, met name langs de Geul. De meeste groeiplaatsen zullen door bemesting en intensivering van het grondgebruik in de landbouw verloren zijn gegaan. Ook in natuurreservaten is zij achteruitgegaan, doordat deze moeilijk tegen bemestingsinvloed uit de omgeving af te schermen zijn.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Schrale, stikstofarme graslanden op zwak zure, mineraalrijke, droge tot natte bodems vormen de biotopen bij uitstek voor de groene nachtorchis. De soort staat het liefst in de volle zon, hoewel ze lichte schaduw kan verdragen. Ze is zeer gevoelig voor (over)bemesting. In Vlaanderen was ze hoofdzakelijk gebonden aan beekbegeleidende graslanden op voedselrijke, humeuze zand, leem- en lössgrond. De enige recente populatie in Vlaanderen groeit op hellinggrasland op een krijt-leembodem.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.