Stofzaad is een wasgele, bladgroenloze, lage, overblijvende plant die in het zomerhalfjaar bloeit. De stengel is bedekt met schubvormige bladeren en eindigt in een meestal armbloemige tros. De klokvormige bloemen zijn viertallig, behalve de iets grotere vijftallige topbloem. De kroonbladen hebben een nectarhoudende uitzakking aan de voet. De licht okergele stempel scheidt een kleverig vocht uit. Stofzaad groeit in het binnenland en de binnenduinen, vooral in aangeplante naaldbossen en beukenbossen op plekken met weinig ondergroei.
Stofzaad komt voor in de gematigde streken van Europa, Azië en Noord-Amerika. Het areaal is tamelijk verbrokkeld. De beide ondersoorten komen voor in het grootste deel van Europa, met uitzondering van Noord-Scandinavië en het zuiden van het Iberisch Schiereiland. Het areaal reikt oostwaarts tot Centraal- Azië. In België is stofzaad enkel vrij algemeen in het Maasdistrict en Lotharingen, elders is de soort zeer zeldzaam.
In Vlaanderen is stofzaad zeer zeldzaam. De soort komt verspreid voor en het aantal vindplaatsen is tijdens de periode 1972-2004 aanzienlijk toegenomen.
Stofzaad is een geheel wasgele en bladgroenloze, lage, overblijvende, in het zomerhalfjaar bloeiende plant. Aan een vogelnestachtig kluwen van vlezige, koraalachtige wortels ontspringen op onregelmatige tijden bloeistengels, soms al voor het begin van de zomer, soms pas in de nazomer. De stengel is met schubvormige bladeren bezet. Hij loopt uit in een tamelijk dichte, meestal armbloemige, aan de voet soms vertakte tros, die aanvankelijk voorover hangt. Tijdens de bloei strekt hij zich van onder af en wel zo, dat telkens de geopende bloemen zich omstreeks het hoogste punt bevinden, waarbij ze een ongeveer horizontale stand innemen. De klokvormige bloemen zijn viertallig, met uitzondering van de topbloem, die iets groter dan de overige bloemen en gewoonlijk vijftallig is. De vaak wat onregelmatige kelk bestaat uit vrije kelkbladen, die ook wel als steelblaadjes worden opgevat. De kroonbladen hebben aan de voet een uitzakking, waarin nectar wordt afgezonderd. De trechtervormige, licht okergele stempel scheidt een kleverig vocht uit.
In de beharing van de bloem en de vorm van stamper en vrucht is Stofzaad nogal variabel. Op grond hiervan onderscheidt men wel twee ondersoorten. Behaard stofzaad (subsp. hypopitys) heeft lang behaarde bloemdelen, een kort behaarde bloeiwijze-as en een ovaal vruchtbeginsel met een lange stijl. Kaal stofzaad (subsp. hypophegea) is onbehaard en heeft een bolvormig vruchtbeginsel met een relatief korte stijl. J.P. Thijsse geeft op dat de kale vorm vroeger bloeit dan de behaarde. Overgangsvormen komen veelvuldig voor. De behaarde vorm vertoont speciale inrichtingen voor kruisbestuiving. De brede stempel, die iets voorbij de helmknoppen uitsteekt, verspert de ingang van de bloem. Hommels komen op weg naar de nectar onvermijdelijk in contact met de stempel, die eventueel aanwezig stuifmeel uit een vorige stofzaadbloem opneemt en tevens het insect met kleefstof bestrijkt. Passeert het nu de halvemaanvormig opengesprongen helmknoppen, dan blijft het droge stuifmeel aan het dier plakken. De trechtervorm van de stempel en een krans van afstaande haren rondom de stijltop voorkomen dat het insect bij het verlaten van de bloem zelfbestuiving bewerkstelligt. Bij geheel kale exemplaren van Stofzaad met een korte stijl zonder haarkrans vindt daarentegen gemakkelijk zelfbestuiving plaats. De rechtopstaande doosvrucht begint bij rijpheid vlak onder de top open te splijten. Na de bloei wordt de plant zwart, de schubben het eerst.
Stofzaad komt voor in de gematigde zone van het noordelijk halfrond; het areaal is tamelijk 'verbrokkeld', vooral buiten Europa. In Nederland is de plant zeldzaam in de duinen en in de pleistocene streken, waar zij hoofdzakelijk op de Veluwe voorkomt. In de duinen schijnen voornamelijk min of meer kale exemplaren voor te komen, op de Veluwe meest behaarde; overigens overlappen de verspreidingsgebieden van beide vormen elkaar in belangrijke mate. Op de Nederlandse Waddeneilanden is de plant pas in de 20ste eeuw verschenen.
In het binnenland en ook in de binnenduinen is Stofzaad een typische bosplant, die vooral in het schemerdonker van aangeplante naaldbossen en Beukenbossen te vinden is, vaak op plekken met nauwelijks andere ondergroei. De ondergrond is voedselarm, droog tot vrij vochtig, en bestaat meestal uit zand, soms uit leem of krijt. Vlak bij de kust blijkt de plant echter niet aan donker bos gebonden: behalve onder Zwarte dennen (Pinus nigra) wordt zij ook in lichte Duin-Berkenbossen en Duin-Eikenbossen en in Duindoorn-Kruipwilgstruweel aangetroffen. Waar het duin tamelijk kalkarm is én nog enigermate kan stuiven - zoals op Schouwen en sommige Waddeneilanden - staat Stofzaad soms tussen lage, ijl groeiende Kruipwilg in weinig begroeide, enigszins vochtige valleien. Vooral waar zo'n open dwergstruweel door de zeewind met zand uit de zeereep wordt 'geschuurd' en ondergestoven humuslaagjes tot afbraak overgaan, voelt de plant zich thuis. Hetzelfde milieu staat ook bekend om zijn rijkdom aan bijzondere paddenstoelen, waarvan vele met Kruipwilg in symbiose leven. Verder staan er onder meer Rond en Klein wintergroen en Brede wespenorchis (Epipactis helleborine). Laatstgenoemde treedt ook in naaldbos op als (soms de enige) metgezel van Stofzaad.
Een afhankelijk bestaan
Evenals de orchideeën Vogelnestje (Neottia nidusavis) en Koraalwortel (Corallorhiza trifida) is Stofzaad voor zijn voeding geheel van zijn mycorrizapartner afhankelijk. De vlezige wortels zijn ingesponnen door draden van een zwam die anderzijds ook ectomycorriza vormt met een houtgewas, zoals Beuk (Fagus sylvatica), Den (Pinus spec.) of Kruipwilg (Salix repens). Bij gebrek aan bladgroen kan Stofzaad geen kooldioxide opnemen en dus niet zelf zijn koolhydraten opbouwen. Het is daardoor niet alleen voor zijn 'minerale' voedingsstoffen - zoals fosfaat en stikstof - maar ook voor levering van koolhydraten op de zwam aangewezen. Die heeft de koolhydraten weer gekregen van haar andere partner, het houtgewas, in ruil voor fosfaat, stikstof en dergelijke. Het netto resultaat is dat de zwam zowel de boom als het Stofzaad aan minerale voeding helpt en dat zij koolhydraten van de één naar de ander doorgeeft. Volledig parasitair is de rol van Stofzaad ook weer niet: deze plant scheidt stoffen uit, die de groei (vooral de wateropname) van de zwam bevorderen. Intussen leidt het bladgroenloze gewas in vergelijking met zijn groene verwanten van de Wintergroen- en Heidefamilie een tamelijk welvarend bestaan. Zijn stikstofgehalte is vergelijkbaar met dat van bosplanten van de rijkere gronden en aan fosfaat is Stofzaad - evenals Vogelnestje - zelfs uitzonderlijk rijk!
Een overeenkomst tussen Stofzaad en bladgroenloze Orchideeën is ook dat deze planten veelal in diepe schaduw groeien: hoge luchtvochtigheid stimuleert hun groei. Het aantal bloeistengels dat jaarlijks boven de grond komt, varieert sterk en is meestal des te hoger naarmate er meer regen valt. Waar het ene jaar honderden stengels bloeiden, kan het volgende jaar niets te vinden zijn. Soms spelen bloei en vruchtzetting zich geheel ondergronds af. - Zowel Stofzaad als Vogelnestje vertoont, over het geheel genomen, in onze streken een sterke en wat raadselachtige achteruitgang.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
In Vlaanderen komen twee ondersoorten van stofzaad voor: behaard stofzaad (subsp. hypopitys) en kaal stofzaad (subsp. hypophegea). Niet van alle gegevens is bekend op welke ondersoort ze betrekking hebben. Hoewel behaard stofzaad iets talrijker is dan kaal stofzaad, is het weinig zinvol het kaartbeeld voor de beide ondersoorten op te splitsen. Een gedetailleerd overzicht van de waarnemingen van de beide ondersoorten wordt gegeven in MAQUET & LAMBINON 1983. Stofzaad is een bladgroenloze plant die in symbiose leeft met een mycorrhiza-zwam die strooisel afbreekt en de plant van minerale stoffen voorziet. Die zwam leeft niet enkel in symbiose met stofzaad, maar ook met een boom- of struiksoort. In de kustduinen groeit de soort vooral in kruipwilgstruweel waar ondergestoven humus aan het verteren is. Ook op de locaties in de omgeving van Antwerpen groeit stofzaad op kalkrijke zandgrond in de ondergroei van jong wilgenstruweel op opgespoten terreinen (VERLINDEN 1980, SLEMBROUCK & DE BEER 1995). In de omgeving van Turnhout is stofzaad gevonden in de ruïnes van een cementfabriek, eveneens onder wilgen. Stofzaad wordt echter ook in de ondergroei van Hazelaar, Beuk en Den gevonden. De soort groeit ook op zure bodems. Stofzaad is enkel zichtbaar tijdens de bloei. Aangezien de bloei afhankelijk is van de weersomstandigheden, is het mogelijk dat de soort meerdere jaren ondergronds blijft vooraleer ze weer tot bloei komt.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.