Wild kattenkruid is een middelhoge tot hoge, grijsviltige, slanke zomerbloeier, met een geur die deels aan munt of citroen doet denken, maar vaak een overwegend afstotend karakter heeft. Veel katten worden echter aangetrokken door deze plant. De bloemen zijn wit met rode stippen aan de binnenkant en hebben een waaiervormige middenslip. De plant gedijt goed onder Gewone vlier of Duindoorn en wordt soms door konijnen afgegraasd, maar blijft over langere perioden verrassend standvastig.
Wild kattenkruid komt voor van Europa tot Centraal-Azië. In grote delen van Noord-Amerika is wild kattenkruid ingeburgerd. In Europa ontbreekt de soort alleen in het noorden van Scandinavië. In België komt ze verspreid maar zeldzaam voor.
In Vlaanderen is wild kattenkruid een zeer zeldzame soort, die vooral in Zuid-Limburg standhoudt. In de omgeving van Gent zijn meerdere vindplaatsen bekend van industrie- en spoorwegterreinen. De achteruitgang van wild kattenkruid vond vooral plaats in de periode voor 1972. De oorzaken van die achteruitgang zijn niet echt duidelijk aangezien de soort in relatief banale milieus groeit. Gedurende de periode 1972-2004 is het aantal vindplaatsen echter opnieuw toegenomen.
Wild kattenkruid is een middelhoge tot hoge, grijsviltige, slanke zomerbloeier, waarvan de geur deels aan munt of soms aan citroen herinnert, maar vaak een overwegend afstotend karakter heeft; veel katten raken door deze plant echter in verrukking. Kattenkruid ruikt zo karakteristiek, dat men niet-bloeiende planten vaak eerder op de geur dan op het gezicht vindt. De bovenste schijnkransen staan in de oksels van kleine bladeren en zijn dicht opeengedrongen, zodat een aarvormige, aan de voet onderbroken bloeiwijze ontstaat. Forse exemplaren dragen daarnaast nog enkele bloeiende zijtakken. De bloemkroon is wit, van binnen rood gestippeld; de onderlip heeft korte zijslipjes en een waaiervormige middenslip, die het breedste deel van de kroon vormt. Bij de ingang van de kroon draagt de onderlip een haarkwastje. Blijkens een Zweeds onderzoek blijven de zaden in de bodem niet lang kiemkrachtig.
Wild kattenkruid, van oorsprong vermoedelijk een Oost-Europese plant, is tegenwoordig een kosmopoliet van de gematigde streken. In Nederland is het vrij zeldzaam in de duinen van Walcheren tot Egmond alsmede in Zuid-Limburg, waar het zeker vanaf de Romeinse tijd aanwezig is. Elders komt het sporadisch voor, in hoofdzaak langs de grote rivieren, vroeger ook hier en daar op de Veluwe.
Wild kattenkruid is een plant van droge, vaak licht beschaduwde plaatsen op kalk- en stikstofrijke grond, die vaak slechts oppervlakkig humusontwikkeling vertoont. Vooral in de duinen heeft het een tamelijk natuurlijke standplaats gevonden, en wel in struwelen en langs de rand daarvan, vooral onder Gewone vlier (Sambucus nigra) of tussen Duindoorn (Hippophaë rhamnoides) dicht achter de zeereep. Meer landinwaarts in de duinen staat het echter in hoofdzaak op verstoorde grond, hetzij in de zoom tussen paden en hoge struiken, hetzij in ruigten in vergraven duinterrein. Door zijn gelijkenis in niet-bloeiende toestand met Grote brandnetel (Urtica dioica), waar het vaak tussen groeit, valt het gewoonlijk weinig op. Dikwijls worden de jonge scheuten al vroeg in het jaar door konijnen afgebeten. Daardoor lijkt het voorkomen vaak onbestendiger dan het is; over een langere periode bezien, is Wild kattenkruid soms verrassend standvastig. Dat geldt ook voor het Zuid-Limburgse krijtgebied. Hier bereikt dit gewas gemiddeld grotere afmetingen dan in de duinen. Het groeit ook hier onder en langs Vlieren en andere struiken en wel aan de voet van steile, eroderende krijthellingen, aan bosranden, in graften en holle wegen. In hakhoutsingels geeft het om de paar jaar een kortstondige sterke opbloei te zien na het afzetten van de struiken. Schapen mijden Kattenkruid, zodat begrazing tot zijn uitbreiding kan leiden. Als begeleiders treden zowel in de duinen als in het krijtland dikwijls Dauwbraam (Rubus caesius), Kweekgras (Elymus spec.), Kleefkruid (Galium aparine) en de al genoemde Grote brandnetel op, soms ook Veldhondstong (Cynoglössum officinale) en/of Geel nagelkruid (Geum urbanum); in de duinen tevens Duinriet (Calamagrostis epigejos) en Fijne kervel (Anthriscus caucalis), in Zuid-Limburg Kropaar (Dactylis glomerata), IJle dravik (Bromus sterilis), Gewone hennepnetel en Stinkende ballote.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Wild kattenkruid is een soort van droge, stikstofrijke ruigten en bosranden. Ze is te vinden op verstoorde plaatsen, in holle wegen en langs heggen, dikwijls samen met bramen, duinriet, grote brandnetel en gewone vlier.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.