douglasspireagroep

Kleinere haarden of haarden met kleine verspreid staande planten kunnen handmatig worden uigegraven waarbij men ervoor diet te zorgen alle wortelstokken zorgvuldig te verwijderen. In Duitsland werden goede effecten bekomen door het ontwortelen en branden, indien de maatregel elke 3 tot 5 jaar herhaald werd. Mechanisch uittrekken met een kleine graafmachine. Alle wortelstokken verwijderen tot op een diepte van 30 cm. Eén beheer per jaar, voor de vruchtvorming (half augustus). De plantenresten op een zeil leggen. Ter plekke laten drogen en dan afdekken met een zeil, controleer regelmatig. Diepteploegen zou ook kunnen werken, maar dit werd niet getest. Het mechanisch uittrekken of het ploegen zijn vermoedelijk de enige efficiënte mechanische technieken om spireastruiken te beheren. Bij maaien zijn verschillende herhalingen gedurende meerdere jaren noodzakelijk voor men een aanzienlijke afname van het aantal exemplaren vaststelt. Minstens 2 maaibeurten/jaar (de 1ste in mei-juni, de 2de in augustus -september). Bij oudere populaties met dikkere takken, moet de 1ste maaibeurt gebeuren met een hakhoutmaaier met een cirkelvormig mes. De plantenresten worden opeengehoopt en daarna verbrand of men laat ze ter plekke drogen. Controle van de plantenresten is aangewezen. Maaien is minder efficiënt bij grote struiken. Deze methode leidt echter niet tot een totale eliminatie van de spirea na 27 maanden. Verhoging van de grondwatertafel (tot aan de grondoppervlakte) zorgt ervoor dat de planten veel minder hoog opschieten en kan verdere verspreiding van de soort tegengaan door haar concurrentiekracht te breken. In alle gevallen zijn nacontrole en herbehandeling noodzakelijk daar hergroei gemakkelijk kan optreden vanuit achtergebleven restanten van wortelstokken of takken.