Leefgebied en trend
Goudvink is een soort die voorlopig onder de radar blijft van het ABV-meetnet en te talrijk is om meegenomen te worden in het kader van het BBV-project. Bovendien is ze ook erg moeilijk te- inventariseren: hoge dichtheden worden zelden vastgesteld, de soort heeft een erg onopvallende zang en koppels zijn erg heimelijk in de broedtijd. Kortom, dit is één van de moeilijkste soorten om een betrouwbare populatieschatting voor te berekenen. In grote lijnen is de evolutie als broedvogel in Vlaanderen echter wel gekend. In de jaren ’70 leverde een ruwe schatting 250-1000 paren op in Vlaanderen. Na een toename in de jaren ’80 volgde een terugval in de jaren ’90 om vervolgens weer licht te herstellen in de atlasperiode (150-280 paren in 2000-2002). Het in Vlaanderen gemelde herstel rond de eeuwwisseling werd ook in heel wat andere lidstaten in NW-Europa vastgesteld. In Nederland nam de landelijke populatie sindsdien toe met 40% en wordt ze nu geschat op 9000-11.000 broedparen. Hoewel precieze cijfers ontbreken, wijzen de losse waarnemingen in de broedperiode verspreid over 2013-2018 op een duidelijke uitbreiding van het areaal in Vlaanderen: vooral in de Kempen is de soort opvallend meer verspreid in westelijke en zuidelijke richting terwijl de bestaande kern in de Dijlevallei en de bossen ten zuiden en oosten van Brussel behouden is gebleven. Gezien de ontwikkelingen in de buurlanden en de positieve trend in Wallonië, houden we voorlopig een schatting aan van 300-750 paren in Vlaanderen. Die schatting zal naar verwachting nog worden verfijnd aan de hand van de voor de nieuwe vogelatlas te verzamelen cijfers.