De Grasmus een opvallende witte keel, maar wel een iets lichter grijze kopkap. Het grootste verschil met de gelijkende Braamsluiper is de roestoranje kleur van de vleugel. De rug is ook bruin, met iets meer oranje tint. De poten zijn oranje, terwijl ze grijs zijn bij de Braamsluiper. Het mannetje tenslotte heeft een opvallende roze borst en een grijze kopkap. Zang is kenmerkend, op en neer gaand riedeltje, tamelijk scherp en krassend, als ezelsbruggetje wordt deze soort dan ook de krasmus genoemd. In de zang zit veel variatie. De roep is een karakteristiek hees tsjèrrr.
De mannetjes komen eerder terug uit Afrika dan de vrouwtjes. Ze zingen dan volop van eind april tot in juni. Het mannetje bouwt enkele nesten, waaruit het vrouwtje een keuze maakt. Bevalt geen van de nesten haar, dan bouwt ze alsnog haar eigen nest. Vaak wordt er twee keer gebroed, met legsels van 4-5 eieren, waarop zowel man als vrouw broeden gedurende 9- 14 dagen. 10-12 dagen later zijn de jongen klaar om het nest uit te vliegen, maar worden ze nog wel 15-20 dagen gevoed door de ouders. Bij het tweede nest moet het vrouwtje alleen voor de jongen zorgen.
Het hele jaar door zijn insecten (rupsen, spinnen) een belangrijke voedselbron, maar met name tijdens de trek vormen vruchten een groter deel van het voedsel.