De Aarddistel is een zeer lage, zomerbloeier met een kruipende wortelstok, die aan de top een rozet draagt met in het centrum een kort gesteeld, schijnbaar zittend, roodpaars hoofdje. De lancetvormig-omgekeerd-eironde bladeren zijn veervormig gespleten tot gedeeld. Aarddistel komt voor op kalkrijke bodems waar veel warmte en zonlicht is.
Aarddistel is in hoofdzaak een West- en Midden-Europese soort. Het gesloten areaal strekt zich uit van de Pyreneeën en de Alpen tot Zuid-Scandinavië, Polen en de Baltische staten. Ook in Zuid-Engeland komt aarddistel voor. In Nederland komt aarddistel enkel voor in Zuid-Limburg, aansluitend op het are- aal in de Voerstreek en de Sint-Pietersberg. In België is de soort algemeen in Lotharingen en vrij algemeen tot vrij zeldzaam in het Maasdistrict. Elders in België is ze uiterst zeldzaam of ontbreekt ze.
Aarddistel is een zeer zeldzame soort in Vlaanderen. Aarddis- tel komt voor langs de westkust, op enkele spoorwegterreinen in de omgeving van Brussel en Leuven, op de Tiendeberg (Kanne) en in de Voerstreek. Ze komt het meest voor aan de westkust en in de Voerstreek, maar ook daar is het een zeer zeldzame soort.
De Aarddistel is een zeer lage, overblijvende zomerbloeier met een kruipende, houtige, zich vertakkende wortelstok, die aan de top een rozet draagt met in het centrum een zeer kort gesteeld, vaak schijnbaar zittend hoofdje. Bij uitzondering ontwikkelt de ongevleugelde en ongestekelde stengel zich tot een lengte van één of enkele decimeters; soms ook draagt de plant twee tot vier hoofdjes. De in omtrek lancetvormig-omgekeerd-eironde bladeren zijn veervormig gespleten tot gedeeld, met vrij korte en brede, hoekig drie- tot vierspletige, stekelig getande zijslippen. Van boven is het blad onbehaard en glanzend donkergroen, van onder lichter en kort behaard. Het omwindsel is paarsachtig bruin, meer hoog dan breed en urn vormig; het hele hoofdje doet daardoor aan Centauries denken. De bloemen zijn bijna drie centimeter lang en roodpaars, zelden vleeskleurig of wit. In Engeland is waargenomen dat aan de noordrand van het areaal veelal maar een klein deel van de nootjes rijp wordt; vaak betreft dit dan nootjes aan de zuidwaarts opgerichte kant van het hoofdje! Alleen de wortelstok overwintert, de rozetbladeren sterven voor de winter af.
De Aarddistel heeft een vrij beperkt, in hoofdzaak Midden-Europees areaal, dat zich van Oost-Spanje tot Midden-Engeland, Zuid-Scandinavië en het Oost-zeegebied uitstrekt. Ten zuidoosten van het gesloten verspreidingsgebied liggen enige voorposten, onder meer in Roemenië. Hoewel Nederland vrij dicht bij het centrum van het areaal ligt, ontbreekt de soort in het grootste deel van ons land, evenals in bijna de hele Noord-West-Duitse laagvlakte. In Zuid-Limburg was zij vroeger vrij algemeen; tegenwoordig is zij hier tamelijk zeldzaam en vooral schaars geworden.
De Aarddistel is een uitgesproken kalkplant en heeft daarbij een grote behoefte aan warmte en zonlicht. Aan deze combinatie van vereisten wordt bij ons blijkbaar alleen in Zuid-Limburg voldaan; in Engeland komt de plant echter ook in het laagland en in West-Vlaanderen in de duinen voor. Met haar opmerkelijk geringe hoogte is zij aangewezen op plekken waar de grasmat laag blijft, hetzij door de begrazing, hetzij door lichte betreding, hetzij door de voedselarmoede van de grond. Zolang de beweiding niet gestaakt wordt, kan zij zich tussen het gras handgaven en verdraagt zij ook wel enige invloed van bemesting. Op dergelijk plaatsen – bijvoorbeeld in graften – groeien dikwijls vrij forse exemplaren met een duidelijk ontwikkelde stengel. Waar geen beweiding plaatsvindt, kan Aarddistel zich hoogstens langs de paden handhaven. Door het staken van beweiding en door bemesting vanuit de atmosfeer (zure neerslag) wordt in krijthellinggraslanden de groei van langhalmige grassen zoals Gevinde kortsteel (Brachypodium pinnatum) sterk bevorderd, wat ten koste van Aarddistel en trouwens ook van talloze andere kalkplanten gaat. Daarnaast heeft stellig ook distelbestrijding zijn tol geëist. Van de vele planten waarmee zij samen voorkomt, kunnen hier alleen enige van de meer frequent voorkomende worden genoemd: Ruige weegbree (Plantago media), Duifkruid (Scabiosa columbaria), Kleine pimpernel (Sanquisorba minor), Kleine bevernel (Pimpinella saxifraga), Smal fakkelgras (Koeleria macrantha), Voorjaarszegge (Carex caryophyllea) en Zeegroene zegge (C. flacca).
In de duinen aan de Belgisch-Franse grens staat de Aarddistel in matig droge, grazige duinvalleien, samen met onder meer Kalkbedstro (Asperula cynanchica, behorend tot de Sterbladigen), Geel zonneroosje (Helianthemum nummularium) en Liggend bergvlas (Thesium humifusum). Met uitzondering van de laatstgenoemde komen deze soorten in de Nederlandse duinen niet (meer) voor.
Hoewel Moesdistel en Aarddistel op het eerste gezicht minstens zoveel van elkaar verschillen als een sint-bernard en een dashond, wordt tussen beide Vederdistelsoorten opvallend gemakkelijk een bastaard gevormd (Cirsium X rigens). Waar een krijthellinggrasland met Aarddistel aan een beekdal met Moesdistel grenst, is deze hybride te verwachten. Binnen de Nederlandse grenzen komen zulke plekken weliswaar sporadisch voor, maar in Midden-Europa veelvuldig. De bastaard combineert kenmerken van beide ouders, maar lijkt nu eens meer op de ene en dan weer meer op de nadere oudersoort; de bloemen zijn meestal rozeachtig.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Aarddistel is een soort van droge tot vochtige graslanden op voedselarme, kalkrijke grond. In de kustduinen groeit aarddis- tel in soortenrijke duingraslanden samen met onder andere bevertjes, geel zonneroosje, liggend bergvlas, kalkbedstro enz. In het binnenland staat de soort vooral op kalkhellingen en hier en daar op spoorwegemplacementen en in schrale wegbermen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.