De Bosdroogbloem is een middelhoge, overblijvende zomerbloeier. De lijnlancetvormige bladeren hebben een versmalde voet en dikwijls een iets omgerolde rand. De stengels zijn wit zijdeachtig tot viltig behaard, evenals de onderkant van de bladeren. De nogal langwerpige hoofdjes maken een 'getijgerde' indruk doordat de omwindselbladen tussen de lichtgroene basis en de vliezige top een donkerbruine, omgekeerd V-vormige vlek dragen. De Bosdroogbloem is een plant van lichte plekken in loof- en naaldbosgebieden.
Bosdroogbloem heeft een Eurosiberisch areaal, maar komt ook in het noordwesten van Noord-Amerika voor. In Europa ontbreekt de soort enkel in de arctische toendragebieden, in de meest zuidelijke delen van het Middellandse-Zeegebied en in delen van Zuidoost-Europa. In België is bosdroogbloem algemeen verspreid in Hoog-België en lokaal ook in de Kempen, de Leemstreek en Zandig Vlaanderen.
In Vlaanderen is bosdroogbloem een vrij zeldzame soort, die vooral in het westen van haar Vlaams areaal achteruitgaat. Het verspreidingspatroon is vrij merkwaardig: los van bodemkundige en klimatologische karakteristieken komt de soort komt vooral voor in de oostelijke helft van Vlaanderen. Dat patroon is stabiel over de beide karteringsperioden en wordt ondersteund door herbariumgegevens voor de periode voorafgaand aan 1939. De schijnbare voorkeur voor de Kempen steunt vermoedelijk vooral op de massale aanwezigheid van veel relatief ‘oud’ dennenbos (aangeplant voor de mijnexploitatie in het begin van de negentiende eeuw). Het gehele verspreidingspatroon in Vlaanderen (en Wallonië) weerspiegelt de aanwezigheid van min of meer uitgebreide bosmassieven.
De Bosdroogbloem is een middelhoge, overblijvende zomerbloeier met een wortelstok, waaraan rechtopstaande, meestal onvertakte bloeistengels en tevens korte, niet bloeiende stengeltjes ontspringen. De lijnlancetvormige bladeren hebben een versmalde maar niet gesteelde voet en dikwijls een iets omgerolde rand. De stengels zijn wit zijdeachtig tot viltig behaard, evenals de onderkant van de bladeren. Van boven zijn de bladeren slechts zwak behaard, zodat de donkergroene bladkleur hier niet afgedekt wordt. De bovenste helft van de plant wordt ingenomen door de bloeiwijze, een smalle, samengetrokken pluim, bestaande uit korte trossen van hoofdjes in de bladoksels en aan de stengeltop. De nogal langwerpige hoofdjes maken een 'getijgerde' indruk doordat de omwindselbladen tussen de lichtgroene basis en de vliezige top een donkerbruine, omgekeerd V-vormige vlek dragen. De bloemen hebben slechts een vage, gelige kleur.
De Bosdroogbloem komt voor in bijna heel Europa, met uitzondering van het uiterste zuiden, oostwaarts, tot in Midden-Siberië en de Kaukasus; voorts in Oost-Canada en (ingevoerd) in Nieuw-Zeeland. In Nederland is zij vrijwel beperkt tot de pleistocene streken, waar zij vrij zeldzaam, maar in Noord-Brabant nog vrij algemeen is. Vooral in Twente, de Achterhoek en Zuid-Limburg vertoont zij een sterke achteruitgang. In West-Nederland wordt zij sporadisch aangetroffen; op haar vroegere groeiplaatsen in de duinen is zij vermoedelijk geheel verdwenen.
De Bosdroogbloem is een plant van lichte plekken in loof- en naaldbosgebieden op tamelijk droge, meestal kalkarme en min of meer zure zand- en leembodem. Ook staat zij wel in grazige heidevelden, al of niet met bosopslag. Zij groeit vooral op plekken waar een humuspakket versneld wordt afgebroken, hetzij door blootstelling aan het licht, hetzij door vermenging met minerale bodembestanddelen. Het eerste is het geval op kapvlakten, het tweede langs boswegen. Verder is Bosdroogbloem aan te treffen langs heidepaden, in zandafgravingen, op taluds van spoor- en kanaaldijken en op ruderale terreintjes. De oorzaak van haar achteruitgang in bepaalde gebieden is niet steeds duidelijk. Plaatselijk, zoals in Zuid-Limburg, is het staken van de hakhoutcultuur zeker van invloed geweest.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Bosdroogbloem groeit meestal in een bosomgeving, op open plekken, langs wegkanten en bosranden, in jonge dennenaanplanten, maar ook op droge, warme wegbermen, in beboste ontgonnen heidegebieden, op braakliggende terreinen. De soort staat vooral in zand-, maar ook op leembodems.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.