De Herfsttijloos is een lage plant met een knol. In de nazomer en herfst bloeit de plant vanaf het derde jaar met één tot vijf lila of roze, krokusachtige bloemen. De bloemen hebben een lange buis en zes langwerpige bloemdekslippen met zes meeldraden en drie haakvormige stempels. Nectar wordt afgescheiden in door haren beschermde groeven aan de voet van de bloemdekslippen. Herfsttijloos groeit op voedselrijke, vochtige, humeuze bodems, vooral op bronhellingen, in beekdalgraslanden en uiterwaarden.
Herfsttijloos is een soort van de gematigde streken van Zuid-, West- en Centraal-Europa. Oostwaarts strekt het areaal zich uit tot Wit-Rusland en het noordwesten van Oekraïne, noordwaarts tot Nederland, Duitsland en Polen. In België is herfsttijloos zeer algemeen ten zuiden van de lijn Samber-Maas, be- halve in de Ardennen. In Vlaanderen blijft de verspreiding van de soort geconcentreerd in dezelfde kernen die ook al tijdens de eerste karteerronde duidelijk waren. Dat zijn de westkust, het gebied tussen Zaventem, Kampenhout en Veltem-Beisem ten noordoosten van Brussel, het gebied tussen Lommel en Hamont-Achel in het noorden van Limburg, een strook langs de Grensmaas, de streek tussen Borgloon-Tongeren-Kortessem in het zuiden van Limburg en de Voerstreek. Verder zijn er nog wat geïsoleerde populaties.
In Vlaanderen is herfsttijloos zeldzaam en het verspreidingspatroon is slechts in beperkte mate gewijzigd. De meeste populaties lijken zeer stabiel en zijn soms eeuwen oud, wat niet wil zeggen dat hier en daar geen locaties verdwijnen door vernietiging van de standplaatsen (bebouwing, ophoging terreinen enz.). De soort kan lang standhouden in grasland dat met populierenbos werd beplant.
De Herfsttijloos is een lage plant, die onder de grond een knol bezit en bovengronds tweemaal per jaar in volledig verschillende gedaante verschijnt en verdwijnt. De bloei, die vanaf het derde levensjaar kan optreden, valt in nazomer en herfst. De stengel is dan nog zeer kort en blijft, evenals het vruchtbeginsel, ondergronds. Bladeren komen in dit stadium niet tot ontwikkeling. Alleen één tot vijf lila of roze, krokusachtige bloemen rijzen boven de grond uit. Ze hebben een nauwe buis van één of enkele decimeters lengte, die zich bovenaan trechtervormig verwijdt en uitloopt in een zestal langwerpige bloemdekslippen. De meeldraden staan in de hals van de trechter ingeplant. Door de bloemdekbuis lopen drie stijlen, die elk in een haakvormig gekromde, paarse stempel uitlopen. De bloemen verschillen van die van Krokussen (Crocus spp.) doordat ze zes (in plaats van drie) meeldraden bevatten en doordat de stempels niet waaiervormig verbreed zijn. Nectarafscheiding vindt plaats in door haren beschermde groeven aan de voet van de bloemdekslippen.
In de lente komt de Herfsttijloos opnieuw tevoorschijn, nu met een stevige, bebladerde en vruchtdragende, wat plompe stengel. In habitus lijkt de plant met haar lancetvormige, vlakke bladeren nu op een Tulp; de bladtop is echter stomper. De bladeren staan dicht bijeen en omhullen min of meer de grote, eivormige doosvrucht(en). Deze bevat(ten) bolronde, dof donkerbruine zaden met een korrelig oppervlak. Tegen de zomer verwelkt de stengel. In vergelijking met de meeste andere inheemse vertegenwoordigers van de Leliefamilie is de Herfsttijloos, wat haar koolzuurassimilatie en vruchtzetting betreft, evenzeer een lentegewas en heeft zij alleen de bloei naar een vroeger (!) tijdstip verlegd.
Het areaal van de Herfsttijloos omvat Midden-Europa met een deel van West-, Zuid- en Zuidoost-Europa, van Noord-Portugal, Zuidoost-Ierland en Midden-Engeland oostwaarts tot de Balkan. Door Nederland loopt de noordgrens van het verspreidingsgebied; de plant is hier op haar retour. Alleen in Zuid-Limburg komt zij nog vrij veel voor. Verder staat zij sporadisch langs de Maas in Limburg en in beekdalen ten zuiden van Eindhoven en bij Weert. Verder noordwaarts in het rivierengebied, waar zij vroeger langs de Gelderse IJssel tot bij Kampen groeiplaatsen had, is zij nu wel verdwenen. De Herfsttijloos is in Nederland wettelijk beschermd. Aan de binnenduinrand is nogal eens verwilderde Colchicum gevonden, maar vermoedelijk betreft althans een deel van deze vondsten niet de inheemse Herfsttijloos maar de Droogbloeier (C. byzantinum), die zich onderscheidt door in de lengte geplooide bladeren en meer rood gekleurde stempels en waarvan de vruchten bij ons geen zaden bevatten. Als graslandplant lijkt de Herfsttijloos, in weerwil van haar zeldzaamheid, niet al te kieskeurig, getuige de nogal sterk uiteenlopende vegetaties waarin zij kan optreden. Het meest staat zij in de dalen, maar ook op hellingen. Zij is zowel in gehooid of begraasd als in verruigd grasland aan te treffen. Meestal groeit zij op min of meer voedselrijke en vaak vrij vochtige, humeuze, lemige tot kleiige bodem, vooral op bronhellingen, in beekdalgraslanden en in uiterwaarden. Maar op krijthellingen kan zij ook op vrij droge plekken groeien, vaak in een tamelijk ruige vegetatie. In haar optreden enerzijds in vochtig, voedselrijk en anderzijds in droog, kalkrijk milieu lijkt zij op de Gewone es (Fraxinus excelsior).
Ten aanzien van de beschaduwing van haar standplaats is de Herfsttijloos vrij onverschillig, wat voor de hand ligt aangezien zij, evenals veel familieleden, in hoofdzaak assimilatie bedrijft in een periode waarin de bomen nog geen bladeren hebben. Zo kan zij vrij talrijk voorkomen in plantages van Canadapopulieren (Populus x canadensis) op vroegere hooilanden, onder meer op vloeivelden nabij de Belgisch-Nederlandse grens. Als loofbosplant staat zij aan de voet van hellingen waar zich afgespoeld en afgeschoven bodemmateriaal verzamelt, maar ook wel hoger op hellingen waar onverweerd krijt vrijwel aan de oppervlakte ligt.
Als gifplant wordt de Herfsttijloos door het vee in de regel gemeden, zodat beweiding haar uitbreiding kan bevorderen. Onder de zoogdieren blijkt alleen de goudhamster resistent tegen het gif van deze plant. Vooral de pas verschenen bebladerde stengels en de zaden zijn zeer vergiftig. De werking van de gifstof, colchicine, bestaat in een verstoring van het celdelingsproces, die kan leiden tot verdubbeling van het aantal chromosomen. Medicinaal is de stof in gebruik om celgroei bij kwaadaardige gezwellen tegen te gaan. Kwekers passen colchicine toe om door chromosoomverdubbeling forsere rassen van cultuurgewassen te ontwikkelen en om uit onvruchtbare bastaarden vruchtbare planten te verkrijgen. - Bladparasieten van de Herfsttijloos zijn de roestzwam Uromyces colchici en de brandzwam Urocystis colchici.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Herfsttijloos is een bolgewas dat in de herfst bloeit en in het voorjaar en de zomer bladeren en vruchten vormt. De plant heeft een voorkeur voor graslanden op vochtige standplaatsen met een matig voedselrijke bodem, en voor bossen en struwelen op basische bodems. In de duinstreek wordt herfsttijloos vooral gevonden in duinbossen, oude gemengde struwelen en in zomen met een humeus bodemprofiel. In jonge duindoorn- struwelen ontbreekt de soort. Langs de Grensmaas komt ze in de uiterwaarden en op de dijken voor. In het noorden van Limburg staat herfsttijloos in de vloeiweiden rond de Zuid-Willemsvaart en het Kempens kanaal. Die standplaatsen worden bevloeid met kalkrijk Maaswater.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.