Naar alle waarschijnlijkheid is maarts viooltje oorspronkelijk inheems in grote delen van het mediterrane gebied, Klein-Azië en de Kaukasus. Ook in het Atlantische deel van Europa zou de soort van nature voorkomen, noordelijk tot in België, Nederland en Zuid-Engeland. Overal elders in Europa ten noorden van de Alpen zou dit viooltje niet oorspronkelijk inheems zijn, zelfs niet in Midden-Europa, waar het nochtans op zeer veel plaatsen wordt aangetroffen. In Noord- en Noordwest-Europa (Schotland, Ierland, Denemarken, Zuid-Scandinavië enz.) en in Oost-Europa is maarts viooltje ingeburgerd, net zoals in delen van Noord- en Zuid-Amerika, Japan en de Filippijnen. In België komt de soort het meest voor in de Duinen, het Brabants district, het Maasdistrict en Lotharingen. Daarbuiten is ze aanzienlijk zeldzamer.
Maarts viooltje is in Vlaanderen vermoedelijk inheems in de Leemstreek (bv. in de Haspengouwse bossen), langs de Grensmaas en in de Voerstreek. Of de soort daarbuiten oorspronkelijk inheems is, is verre van duidelijk. Het veelvuldige gebruik als cultuurplant en de latere verwildering, maskeert overal het inheemse karakter. In parkbossen en -dreven heeft de soort mogelijk een stinsenherkomst. In de buurt van bewoning en bij kerken en kapellen gaat het vermoedelijk bijna steeds om tuinontvluchters. Daarbij komt nog dat dit viooltje niet alleen door mieren wordt verspreid, maar ook nog geholpen wordt door het grootschalige gemechaniseerde bermbeheer. Het is dan ook niet te verwonderen dat tijdens de tweede karteerperiode het aantal vindplaatsen vrij spectaculair is toegenomen en dat maarts viooltje momenteel in Vlaanderen globaal vrij algemeen mag worden genoemd.
Maarts viooltje houdt van schaduwrijke, matig vochtige standplaatsen in loofbos of in bosranden, houtkanten en hagen. Gewoonlijk staat de soort op losse, luchtige, lemige of zandige, humeuze en voedselrijke bodems. Aan de voet van hellingen waar organisch materiaal is samengespoeld, bijvoorbeeld langs holle wegen, kan de soort in lange linten voorkomen. Qua zuurgraad kan ze heel wat variatie aan, maar vooral op kalkhoudende gronden kan ze zeer abundant voorkomen. Vroeger (DODOENS 1554) werd ze veel in het wild ingezameld en als sierplant in tuinen aangeplant. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit 'welriekende' viooltje op veel plaatsen uit tuinen en parken is kunnen ontsnappen. Dat bemoeilijkt het aflijnen van het natuurlijke areaal.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.