Hardhoutooibossen staan langs grote rivieren. Ze overstromen minder dan de zachthoutooibossen maar staan nog onder invloed van de rivierdynamiek. Het zijn goed ontwikkelde structuurrijke en hoge bossen van Zomereik, Es, iepensoorten, Linde en Zwarte populier. Ze zijn typisch voor de midden- en benedenloop van grote Midden-Europese riviersystemen zoals de Rijn, Donau en Allier. Het bostype vormt vaak mozaïeken met “zachthoutooibossen” en met Elzen-Essenbossen, die beiden tot habitattype 91E0 gerekend worden. In Vlaanderen is het natuurlijke verspreidingsareaal van dit bostype beperkt tot de bedding van de Maas, waar het uiterst zeldzaam voorkomt.
Door zijn hoge kwetsbaarheid en zeldzaamheid is dit habitattype niet geschikt voor een multifunctioneel bosbeheer. Natuurtechnisch beheer kan bestaan uit nietsdoen-beheer, middelhout- en hakhoutbeheer. Extensieve begrazing is enkel mogelijk in successiestadia op rijkere gronden en indien minimaal 1/3 open terrein mee ingerasterd wordt.
Dit habitattype is lokaal in goede staat als het aan de criteria van de LSVI-tabellen voldoet. De LSVI-tabel voor dit Natura2000-habitat kan je terugvinden in dit rapport(opent nieuw venster) van het inbo.
Door het stimuleren van natuurontwikkeling langs de Grensmaas kan het areaal worden uitgebreid en kunnen bosrelicten en recente pionierstadia met elkaar verbonden worden. Herstel van een natuurlijk waterpeil en rivierdynamiek zijn daarbij een randvoorwaarde, naast het verhinderen of ongedaan maken van eutrofiëring en vervuiling. In populierenaanplanten kan naar een natuurlijke boomsamenstelling gestreefd worden door actieve omvorming of het geleidelijk laten afsterven ervan. Herstel van natuurlijke successieprocessen leidt tot verrijking van de structuur en toename van de hoeveelheid dood hout.
Dit type omvat de “hardhoutooibossen” langs grote rivieren, gekenmerkt door een sterke waterdynamiek. Het zijn goed ontwikkelde structuurrijke en hoge bossen van Zomereik, Es, iepensoorten, Linde en Zwarte populier. Ze zijn typisch voor de midden- en benedenloop van grote Midden-Europese riviersystemen, in het bijzonder van de Rijn, Donau, Elbe, Saale, Weser, Loire/Allier en Rhône- Saone. Het bostype vormt vaak mozaïeken met “zachthoutooibossen” (pionierstadia of climaxbossen met wilg of populier in lage gebieden van de rivierbedding) en met Elzen-Essenbossen, die beiden tot habitattype 91E0 gerekend worden.
In Vlaanderen is het natuurlijke verspreidingsareaal van dit bostype beperkt tot de bedding van de Maas, waar het uiterst zeldzaam voorkomt. Gelijkaardige alluviale bossen in de Schelde- en IJzervallei behoren tot het Essen-Iepenbos (habitattype 91E0).
Enkele typische plantensoorten in de kruidlaag van deze bossen zijn o.a. Maarts viooltje, Vingerhelmbloem, Sneeuwklokje, Kraailook en verder ook Vogelkers, Hop, Klimop, Rietgras en Aalbes. De typische vogelsoorten van dit bostype komen overeen met die van de broekbossen, aangevuld met o.a. Boomklever, Boomkruiper, Glanskop, Grauwe vliegenvanger, Staartmees, Bosuil en Groene specht.
Dit type komt nagenoeg niet voor in Vlaanderen. Het Kraaibosje langs de Maas te Leut is het enige gekende, goed ontwikkelde voorbeeld en is slechts 1 ha groot. Pionierstadia van dit bostype komen eveneens voor in de natuurontwikkelingsprojecten langs de Grensmaas.
Dit type is in Vlaanderen beperkt tot 5 - 15 ha.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.