Rossig fonteinkruid is een matig forse, breedbladige plant met een sterk vertakte wortelstok en onvertakte stengels tijdens de bloei. Ondergedoken bladeren zijn lancetvormig, met een versmalde voet, gave, gekroesde rand, en stompe top, vaak met een rossige tint. Drijvende bladeren zijn dun leerachtig, grijsgroen, en hebben een korte steel en stompe top. Rossig fonteinkruid is een pionier die snel nieuwe of geschoonde wateren koloniseert dankzij zijn overvloedige nootjes en winterknoppen.
Op het noordelijke halfrond heeft rossig fonteinkruid een circumpolair areaal. De ondersoort alpinus, waartoe ook onze populaties behoren, heeft een Euraziatische verspreiding. Ze komt in Europa vooral in Noord-, Midden- en Oost-Europa voor. In Vlaanderen en Wallonië is rossig fonteinkruid hoofdzakelijk beperkt tot de valleien van enkele grotere rivieren. In Wallonië is de soort sterk achteruitgegaan: sedert 1979 blijven nog slechts een 10-tal uurhokken over (SAINTENOY-SIMON 1999). België ligt marginaal ten opzichte van het Europese areaal.
In Vlaanderen is rossig fonteinkruid een uiterst zeldzame soort, die bovendien sterk is achteruitgegaan en die met totale verdwijning wordt bedreigd (als dat al niet gebeurd is). Volgens herbariummateriaal voltrok de grootste achteruitgang zich voor 1930. De meeste waarnemingen uit de tweede karteerperiode situeren zich in de jaren 70. Na 1983 is de soort niet meer waargenomen. Het verspreidingspatroon, gebaseerd op historische waarnemingen, toont een verspreiding over de verschillende districten (vooral Kempen, Zand- en Zandleemstreek en Leemstreek) in de valleien van de grote rivieren. Rekening houdend met de onvolledigheid van de historische gegevens, toont dit beeld voor een groot deel ook de plaatsen waar op excursie werd gegaan. Waarschijnlijk is rossig fonteinkruid echter altijd zeer zeldzaam geweest in de Duinen en de Polders, en in het grootste gedeelte van de Zandstreek.
Rossig fonteinkruid is een van de matig forse, breedbladige Fonteinkruidsoorten. De wortelstok is sterk vertakt; daarentegen zijn de stengels tijdens de bloei doorgaans onvertakt. Ze kunnen enkele decimeters tot meer dan een meter lang worden. Rossig fonteinkruid vormt altijd ondergedoken en dikwijls ook drijvende bladeren. De ondergedoken bladeren zijn meestal lancetvormig met een versmalde, zittende voet, een gave, iets gekroesde, vaak golvende rand en een min of meer stompe top. Ter weerszijden van de middennerf bevindt zich een 'middennet' van lange, smalle mazen. De tuitjes vergaan spoedig. Vooral in jonge toestand hebben de ondergedoken bladeren een rossige tint; ook bij gedroogde exemplaren is deze opvallend. De drijvende bladeren, indien aanwezig, staan steeds in paren, met per bladpaar een bloeiaar. Ze zijn (dun) leerachtig, grijsgroen, lancetspatelvormig, aan de voet in een korte steel versmald en aan de top stomp. Met name in dieper water kan Rossig fonteinkruid ook aren in de oksels van ondergedoken bladeren hebben. In totaal kan een stengel tot tien aren dragen. Deze hebben een gelijkmatig dikke steel en brengen rijkelijk nootjes voort. De wortelstok sterft 's winters af, maar aan zijassen van de wortelstok worden tot een decimeter lange, sigaarvormige, bleke winterknoppen gevormd. Bovendien ontstaan in de bladoksels - vaak aan korte zijtakjes - kleinere, groene winterknoppen van dezelfde vorm.
Rossig fonteinkruid komt voor in koel-gematigde en koudere streken van het noordelijk halfrond. In Nederland is het vrij zeldzaam in de pleistocene streken, in de direct daaraan grenzende laagveengebieden en in de dalen van de grote rivieren. Plaatselijk is het algemener, met name in oostelijk Friesland en West-Drenthe. In de kuststreken ontbreekt het tegenwoordig geheel; vroeger was het bekend uit de duinen tussen Zandvoort en Noordwijk.
Rossig fonteinkruid is een typische pionier, die zich in pas gegraven of vergraven of geschoonde wateren snel en massaal kan vestigen dankzij de vaak overvloedige vorming van nootjes en winterknoppen. Tegen forsere waterplanten met drijvende bladeren legt deze soort het spoedig af, tenzij de vegetatie regelmatig verwijderd wordt. Voor het overige loopt de aard van de wateren waarin Rossig fonteinkruid optreedt, nogal uiteen, met name wat voedselrijkdom en carbonaatgehalte betreft. Wel wordt het vooral in matig carbonaat- en voedselrijk milieu aangetroffen, in een 'gemiddeld' watertype. Ook staat het zowel in stilstaand als in vrij sterk stromend water; in pas gekanaliseerde beken is soms welige groei van dit Fonteinkruid waar te nemen. Het is gebonden aan zoet water en heeft een voorkeur voor helder water met een venige zand-, leem- of rivierkleibodem; op puur veen komt het veel minder voor. Vaak staat het in kwelsloten op de grens van zand- en veenstreken, waar door ijzerhoudend kwelwater fosfaat uit het slootwater in bruine vlokken wordt neergeslagen. Het verdraagt een zekere beschaduwing en kan bijvoorbeeld in bosvijvers groeien, maar bloeit dan meestal niet. Behalve in ondiep water kan het ook in vrij diepe kasteelgrachten en dergelijke groeien; zelden staat het in grote open plassen. Het kan met uiteenlopende andere Fonteinkruidsoorten samen optreden, bijvoorbeeld in relatief carbonaatrijk water met Paarbladig en in carbonaatarmer water met Stomp fonteinkruid, en verder wordt het nogal eens door Waterviolier (Hottonia palustris) en Grote waterranonkel (Ranunculus peltatus) vergezeld, maar ook andere combinaties komen voor, en dikwijls treedt het in slootjes als vrijwel enige waterplant op.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Rossig fonteinkruid is een soort van neutraal tot licht zuur of basisch, matig voedselarm, stilstaand tot zwak stromend, helder, relatief diep water, in combinatie met een minerale tot licht organische, carbonaatarme bodem. Brak water wordt gemeden. Dit fonteinkruid groeit in luwe zones van rivieren en grotere plassen, in sloten, kanalen, visvijvers enz.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.