Bij een kaalkap moeten alle bomen geveld worden, dus er hoeft niet gekeken te worden welke boom wel of niet moet gekapt worden.
Bij een selectieve kapping (dunning) zijn de bomen in de regel gemarkeerd door de bosbeheerder of de blesser. Naargelang de aard van de markering (één- of tweezijdige met schalmbijl, fluo bosmarkeringsverf, papierlint), hoe lang geleden de markering is aangebracht en de eventuele onderbegroeiing (struiklaag, natuurlijke verjonging) is een boom gemakkelijker of moeilijker te zien.
Een duidelijk zichtbare markering zorgt voor een vlot werkverloop bij een selectieve kapping en laat toe om velschade te beperken. Een grondige voorbereiding door de bosbeheerder draagt bij aan een elegant verloop van de verdere werkzaamheden. Deze kunnen motormanueel, deels of volledig gemechaniseerd uitgevoerd worden.