Bouwen aan groenexpertise

Tredvegetatie

Taaie jongens

Definitie:

Een tredvegetatie bestaat uit planten die aangepast zijn aan verstoorde en verdichte bodems met een ongunstige lucht- en waterhuishouding.

Op plaatsen waar bodemcompactie voorkomt, vestigt zich een typische tredvegetatie. Deze vegetatie bestaat uit plantensoorten die zich gespecialiseerd hebben in het overleven van betreding. De aanpassingen van deze plantensoorten zijn o.a. een ondiep wortelstelsel dat actief blijft in relatief zuurstofarme milieucondities.

Ze groeien op allerhande verdichte, voedselrijke tot matig voedselrijke bodems, die weinig zuurstof bevatten. We vinden deze plantengemeenschappen op paden en wegranden, exploitatiepistes, sport- en speelterreinen, parkeerplaatsen en zelfs tussen straatstenen. Gelijkaardige situaties treffen we ook aan in jaarlijks langdurig overstroomde weilanden. Hier bevat de bodem ook zeer weinig zuurstof en is de structuur ervan door het stagnerende water gedegradeerd (verslempte bodem).

Uitgebreid:

Deze klasse bevat zeer algemene plantengemeenschappen, waarmee we dagelijks in contact komen, maar in weilanden met een overstromingsdynamiek komen ook enkele zeldzame vegetaties voor. Niet alleen betreding, maar ook andere factoren zoals wegenonderhoud, winters strooizout en overstromingen hebben een sterke invloed op deze plantengemeenschappen. Grote weegbree, Straatgras en Zilverschoon zijn kensoorten. De typische soorten hebben zich op uiteenlopende wijze aangepast aan de groeiplaatsen. Sommige zijn doorlevend, maar wel bijzonder taai (Grote weegbree), terwijl vele andere soorten eenjarig zijn (Straatgras). Ze wijken uit in de tijd en slagen erin zaad te vormen voor het fatale moment. Nog andere soorten zijn zo klein dat ze zich kunnen terugtrekken in de spleten van het plaveisel. In het landschap kunnen we gradiënten krijgen volgens de mate van betreding. Op sommige plaatsen is geen plantengroei mogelijk, wegens te sterke betreding. Neemt de intensiteit van de betreding af, dan krijgen we ijle vegetaties met vooral éénjarige tredplanten. Bij nog minder betreding vestigen zich min of meer bodembedekkende vegetaties met vooral doorlevende tredplanten Tenslotte vinden we niet-tredvegetaties, de gewone plantengemeenschappen in het landschap van de streek. 

Voorbeelden van soorten die voorkomen bij bodemverdichting in bos zijn pitrus (Juncus effusus), ijle zegge (Carex remota), klein springzaad (Impatiens parviflora) en waterpeper (Polygonum hydropiper).