IJle zegge is een middelhoge, lichtgroene plant die in dichte pollen groeit. De bloeiwijze bestaat uit tot tien lange aren met een mix van mannelijke en vrouwelijke bloemen. De plant komt voor in Europa van Noord-Spanje tot Zuid-Scandinavië en in de Kaukasus en Atlasgebied. Ze groeit in voedselrijke, vochtige loofbossen op minerale grondsoorten, vaak langs paden, beekjes en in natte laagten. IJle zegge vermijdt brakke en zilte gebieden en komt soms voor op waterkanten tussen stenen of in parkbossen.
Het disjuncte areaal van ijle zegge ligt in Europa en het oosten van Azië. Het komt zowat in heel Europa voor, met uitzondering van een groot deel van het noorden. In Zuid-Europa is de plant een stuk zeldzamer. Verder groeit de soort in Noord-Afrika en in de Kaukasus, Syrië en Noord-Iran. In Zuid- en Zuidoost-Azië wordt ze door andere ondersoorten vertegenwoordigd. In Wallonië is ijle zegge overal vrij algemeen tot algemeen.
In Vlaanderen is ijle zegge algemeen. Ze komt in bosverband op steeds meer standplaatsen voor. Dat hangt samen met het gebruik van zware machines bij de bosexploitatie. In de Polders en de Duinen ontbreekt de soort volledig.
IJle zegge is een middelhoge, lichtgroene plant die in dichte pollen groeit. De onderste scheden zijn lichtbruin. Niet-bloeiende scheuten vormen korte schijnstengels. De dunne, stomp-driehoekige bloeistengels zijn vrij slap en hangen vaak over. De bladeren hebben een tamelijk ruime schede en een bladschijf die hoogstens twee millimeter breed is en overhangend. De bloeiwijze bevat tot tien zittende aren, waarvan de onderste opvallend ver uit elkaar staan en zeer lange, bladachtige schutbladen hebben. Naar boven toe zitten de aren steeds dichter opeen, en de bovenste hebben kafjesachtige schutbladen. De aren zijn langwerpig-eivormig en hebben aan de voet enkele mannelijke bloemen, hogerop vrouwelijke, tweestempelige bloemen. De kafjes zijn witachtig, vliezig met een groene kiel, waardoor de jonge aren bleek ogen. De rijpe urntjes zijn platbol, langwerpig-eirond, ongeveer drie millimeter lang, glanzig geelgroen, aan beide zijden zwak geribd, en versmald in een kort, tweetandig, op de rug gegroefd snavel.
IJle zegge komt voor in Europa, van Noord-Spanje en Zuid-Italië tot Zuid-Scandinavië, en verder in de Kaukasus en het Atlasgebied. In Nederland is zij vrij algemeen in de pleistocene streken (met uitzondering van hooggelegen zandstreken) en in Zuid-Limburg en het rivierengebied. Verder komt zij hier en daar voor aan de binnenduinrand van Schouwen tot Haarlem en in het Hollands-Utrechtse laagveengebied. Elders komt zij sporadisch voor, en in zeekleigebieden ontbreekt zij.
IJle zegge is een loofbosplant die voorkomt op voedselrijke, humeuze, vochtige en vaak iets verdichte, maar niet zeer zuurstofarme grond. De voornaamste bostypen waarin zij optreedt, zijn Eiken-Haagbeukenbos, Essen-Iepenbos, Essen- en Elzenbronbos, en Vogelkers-Essenbos. Haar behoefte aan een redelijke zuurstofvoorziening van haar wortelmilieu vormt het opvallendste verschil met haar verwant Elzenzegge, hoewel beide soorten dikwijls in elkaars gezelschap voorkomen. IJle zegge groeit op allerlei minerale grondsoorten, veel op beekafzettingen en op leem, ook wel – in beperkte aantallen – op voedselrijke veengrond. Brakke en zilte gebieden mijdt zij vrijwel geheel. In bossen staat zij vooral langs paden, aan beekjes en greppels, en langs de rand van natte laagten, op matig tot vrij zwaar beschaduwde plaatsen. Komt zij in het volle licht te staan, zoals op kapvlakten, dan neemt zij een gelige tint aan en krijgt zij een wat rigide habitus. In de omgeving van bossen is zij ook wel te vinden aan licht beschaduwde slootkanten. In het rivierengebied staat IJle zegge in parkbossen en grienden, in het zoetwatergetijdengebied alleen boven de gemiddelde hoogwaterlijn. Soms staat zij aan waterkanten tussen stenen van beschoeiingen of sluismuren. Planten waarmee zij vaak samen voorkomt, zijn Ruwe smele (Deschampsia cespitosa), Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina), Reuzenzwenkgras (Festuca gigantea), Groot heksenkruid (Circaea lutetiana), Kruipend zenegroen (Ajuga reptans), Penningkruid (Lysimachia nummularia), Bosandoorn (Stachys sylvatica) en Groot springzaad (Impatiens noli-tangere).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
IJle zegge is een schaduwminnende soort van loofbossen. Ze groeit er op voedselrijke, zandige, lemige of zelfs licht kleiige, vochtige tot natte, vaak humeuze bodems en ook wel op voedselrijke, venige maar niet zuurstofarme gronden. Vooral in de Leemstreek en op alluviale bodems groeit de soort steeds vaker op vochtige, verdichte plekken, zoals bospaden in rijsporen van voertuigen en tractoren, of binnen de bospercelen zelf in de rij- en sleepsporen van de machines van de bosexploitanten. In bronbossen en hellingbossen met verspreide kwel is de plant dikwijls talrijk. Daarnaast groeit ze ook in allerlei vallei- bossen, maar wel op voorwaarde dat de zuurstofvoorziening voor haar wortels voldoende gewaarborgd is. Buiten het bos komt ijle zegge weinig voor, bijvoorbeeld hier en daar in hout- kanten langs beken of in de oeverzone van kanalen. Spo- radisch groeit de soort op wat minder schaduwrijke plekken, zoals in mosrijke gazons in parken en tuinen, of op een kap- plaats in een bos.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.