Dwergviltkruid is een lage, witgrijs viltige zomerbloeier. De vijfkantig piramidevormige hoofdjes zitten in kleine aantallen bijeen en bestaan uit ongeveer vijf tweeslachtige en een groot aantal vrouwelijke bloemen. De middelste omwindselbladen zijn aan de voet viltig en uitgezakt. Dwergviltkruid groeit op zonnige, open plekken op droge, humus-, voedsel- en kalkarme maar niet sterk zure zandgrond.
Dwergviltkruid is een soort van open stabiele zandigere plaatsen. Een beheer met nu en dan wat verstoring op schrale arme zandbodems is wat deze plant wenst. Zo ontstaan er open plekken. Voor Dwergviltkruid mag het zand niet stuiven. Zo als vaak in natuurbeheer zorgt het creëren van een gradiënt voor veel diversiteit. In dit geval een gradiënt van weinig naar meer verstoring. Zo ontstaat er stuivend open zand, stabiel open zand en zand met begroeiing. Dwergviltkruid vindt soms zo een gradiënt op parkings met schrale bodem. Daar kan je deze soort dus ook aantreffen.
Het is een Europese soort, die vooral in West- en Midden-Europa voorkomt en daarbuiten veel minder frequent is. In België komt ze vooral in Laag- en Midden-België en in Lotharingen voor.
Dwergviltkruid is zeldzaam in Vlaanderen en vertoont een vrij sterke achteruitgang ten opzichte van de periode 1939-1971. Ook ten opzichte van de periode voor 1939 (historische gegevens) is de achteruitgang duidelijk: ondanks het incidentele karakter van de waarnemingen uit die tijd zijn er bijna evenveel vindplaatsen bekend als tijdens de periode 1972-2004 Dwergvittkruid heeft het merendeel van zijn groeiplaatsen in de Kempen, vroeger ook meer daarbuiten. Opvallend is de geringe overlappingsgraad van de hokken in de opeenvolgende perioden: een indicatie voor het pionierskarakter van de plant en de instabiele aard van veel van de groeiplaatsen.
Dwergviltkruid is een lage tot zeer lage, witgrijs viltige, vaak vanaf de voet afstaand vertakte, eenjarige zomerbloeier. Anders dan bij Akkerviltkruid loopt de hoofdas niet tot boven in de plant door. De vijfkantig piramidevormige hoofdjes zitten in kleine aantallen (hoogstens zes) bijeen in losse kluwens, zowel op vertakkingspunten en aan takuiteinden als langs de zijtakken; een deel van de hoofdjes kan alleenstaand zijn. Midden in het hoofdje bevinden zich ongeveer vijf tweeslachtige en een groter aantal vrouwelijke bloemen. De middelste omwindselbladen zijn aan de voet viltig en uitgezakt. De nootjes die in hun oksels rijpen, zijn gekromd in tegenstelling tot de rechte nootjes uit het centrum van het hoofdje. Bij vruchtrijpheid spreiden de omwindselbladen zich als sterretjes uit.
Dwergviltkruid komt voor in Europa met uitzondering van het noorden en het uiterste zuidoosten, voorts in het Atlasgebied. In Nederland komt het vanouds veel meer voor dan andere Viltkruiden, maar evenals deze vertoont het een sterke achteruitgang. Tegenwoordig is het vrij zeldzaam in de pleistocene streken. In de duinstreek, waar het vroeger op heel wat plekken voorkwam, zijn slechts enkele vindplaatsen overgebleven; op de Oost-Friese Waddeneilanden heeft het zich beter gehandhaafd (in de vorige eeuw was het op Terschelling een van de algemeenste duinplanten!). In West-Nederland wordt het af en toe op aangevoerd zand aangetroffen, bijvoorbeeld op spoorwegemplacementen.
Dwergviltkruid groeit op zonnige, open plekken op droge, humus-, voedsel- en kalkarme maar niet sterk zure zandgrond. Het staat op plaatsen waar geen gesloten grasmat of moslaag aanwezig is maar waar ook weinig of geen verstuiving plaatsvindt. In binnenlandse stuifzandgebieden groeit het alleen op plekken waar het zand door de mens is vastgelegd en enigszins bemest; in kalkarme duinen staat (of stond) het echter ook op plekken die nauwelijks onder directe menselijke invloed staan. Gevoeligheid van deze plant voor 'zure neerslag' is experimenteel aangetoond: op sterk zure grond vertoont zij tekenen van te hoge aluminium- en mangaanopname. Het patroon van verspreiding en achteruitgang komt echter niet overeen met de mate van verzuring van de neerslag. Dwergviltkruid is integendeel het sterkst achteruitgegaan in de duinen, ook in gebieden met relatief geringe luchtverontreiniging, en heeft relatief goed standgehouden in het zwaar door zure neerslag geteisterde Noord-Brabant (al heeft ook hier vooral de laatste tien jaar een aanzienlijke achteruitgang plaatsgevonden). Tegenwoordig staat Dwergviltkruid vooral op plekken waar de bodem met gruis of grind is bedekt, bijvoorbeeld in open stroken langs fietspaden, aan de rand van half-verharde wegen en op spoorwegterreinen; verder in zand- en grindgroeven, op open plekjes aan de rand van heidevelden en op zuidhellingen in de duinen. In vergelijking met andere Viltkruiden is het, ook vroeger, weinig in akkers aangetroffen. Begeleiders zijn onder meer Buntgras (Corynephorus canescens), Klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus) en Zandstruisgras (Agrostis vinealis).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Dwergviltkruid groeit op droge, kale, voedselarme zandgronden. Het komt voor op open storingsplekken in heide, langs wegkanten, op braakliggende opgespoten of opgehoogde terreinen, in verlaten zandgroeven, in schrale droge graslanden enz.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.